Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
In deze nascholing krijg je een overzicht van de recente wijzigingen in de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 (DM2), waarvan de meest belangrijke veranderingen plaatsvonden in november 2021 en december 2024. De nieuwe richtlijnen zijn niet alleen relevant voor nieuwe patiënten met DM2, maar ook voor bestaande patiënten, vooral voor diegenen met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten. Het doel is om jou als assistent te ondersteunen in het toepassen van deze richtlijnen, zodat je diabetespatiënten optimaal kunt begeleiden en complicaties kunt voorkomen.
De nascholing belicht de opkomst van nieuwe bloedglucoseverlagende geneesmiddelen die de risico’s op hart- en vaatziekten bij zeerhoogrisicopatiënten kunnen beperken. Er wordt ook aandacht besteed aan de brede impact van DM2, waaronder de schade die het verhoogde glucosegehalte in het lichaam aanricht. Naast bloedsuikercontrole, benadrukt de nascholing het belang van het normaliseren van bloeddruk en cholesterol om complicaties te voorkomen. Hierbij wordt ingegaan op de rol van medicatie en de noodzaak van een holistische benadering van diabeteszorg.
Wanneer het immuunsysteem niet goed functioneert, kan het leiden tot verschillende aandoeningen die gezamenlijk immuunstoornissen of immuungemedieerde ziekten worden genoemd. In de praktijk worden vooral de afweerstoornissen, auto-immuunziekten, allergische ziekten en auto-inflammatoire aandoeningen onderscheiden.
Individuele immuunstoornissen zijn zeldzaam, maar als groep komen ze relatief vaak voor. Naar schatting heeft ongeveer een miljoen Nederlanders een verworven afweerstoornis, vaak veroorzaakt door het toenemende gebruik van immuunsuppressiva. Auto-immuunziekten komen bij zo’n 10% van de bevolking voor. In de afgelopen decennia is het aantal patiënten met auto-immuunziekten, zoals bindweefselziekten, coeliakie en schildklierziekten, toegenomen, wat mogelijk samenhangt met veranderingen in omgeving en leefstijl. Aangeboren afweerstoornissen komen tezamen voor bij ongeveer 1 op de 1000 mensen.
Veel patiënten met een immuunstoornis melden zich eerst bij de huisarts met uiteenlopende klachten. Een tijdige diagnose kan ernstige complicaties voorkomen, door preventieve maatregelen te nemen of door gerichte behandeling. Meestal worden deze patiënten doorverwezen naar de tweede lijn. De huisarts houdt echter een belangrijke rol, bijvoorbeeld door het laagdrempelig beoordelen van complicaties, zoals infecties door ziekte of medicatie, en het verzorgen van vaccinaties. Deze nascholing beoogt huisartsen inzicht te geven in de verschillende immuunstoornissen. Ook biedt het een goede gelegenheid uw kennis over het immuunsysteem op te frissen. Om de stof beter in context te helpen plaatsen en te onthouden, gebruiken we veel casuïstiek en voorbeelden met begeleidende uitleg.
Deze nascholing over immuunstoornissen bestaat uit twee programma’s.
Dit programma (Immuunstoornissen deel 1) behandelt algemene principes, definities en voorbeelden van immuunstoornissen die u in de praktijk kunt tegenkomen.
Het vervolgprogramma (Immuunstoornissen deel 2) richt zich op therapeutische principes en preventieve maatregelen bij primaire en secundaire afweerstoornissen, met speciale aandacht voor de toename van het gebruik van immuunsuppressiva en de daarmee samenhangende infectieuze complicaties.
Een éénjarig kind presenteert zich met sinds de geboorte bestaande respiratoire klachten (snurken, recidiverende apneus, cyclische cyanose), voedingsproblemen en een afbuigende groeicurve. De klachten verergerden bij virale bovensteluchtweginfecties. Aanvankelijk werd gedacht aan een rhinovirusinfectie, reflux en chronische rinitis. Uiteindelijk werd pas op de leeftijd van één jaar de diagnose unilaterale benige choanale atresie rechts gesteld via nasofaryngoscopie en CT. Conservatieve behandeling bood onvoldoende verlichting, waarna chirurgische behandeling volgde.
Tijdens een ziekenhuisopname is medicatie vaak een onderdeel van het verpleegkundig zorgproces. Medicijnen helpen om klinische vooruitgang en persoonlijk comfort te bereiken. Voor de verpleegkundige ligt er een belangrijke rol in de veiligheid van de patiënt indien deze zelf zijn medicijnen beheert en inneemt of als deze zorg onderdeel is van het verpleegkundig zorgproces. De regel van 10 voorziet in de medicatieveiligheid en wordt in dit artikel gepresenteerd en aan de hand van een realistische casus uitgelegd.
Alhoewel ziekenhuisfysiotherapie geen officiële verbijzondering is, neemt het wel een bijzondere positie in. De functie ontstond in de jaren dertig van de vorige eeuw en ontwikkelde zich langzaam maar zeker tot een beroep dat patiënten die (para)medische zorg nodig hebben in het ziekenhuis onderzoekt, behandelt en begeleidt. Ziekenhuisfysiotherapie wordt inhoudelijk vaak geschaard onder de medisch ondersteunende specialismen, waar de medisch specialist de hoofdbehandelaar is. Qua bedrijfsvoering is ziekenhuisfysiotherapie een cost center: een afdeling in een organisatie die niet direct bijdraagt aan de winst, maar de organisatie wel geld kost om te laten functioneren. Deze complexe positionering in een ziekenhuis vereist van de afdeling ziekenhuisfysiotherapie een uitgekiende strategie om succesvol binnen de missie, visie en doelstellingen van de instelling te kunnen opereren. Kwaliteit van handelen van de ziekenhuisfysiotherapeut speelt daarbij een grote rol, omdat deze het zorgproces kan katalyseren en zo kosten kan besparen.