Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Het onderscheid tussen een hersenabces en een andere ruimte-innemende laesie in de hersenen kan lastig zijn op beeldvormend onderzoek. Elke intraparenchymateuze laesie met randaankleuring en centrale
diffusierestrictie moet beschouwd worden als een potentieel hersenabces. Dit artikel behandelt de radiologische beeldvorming van hersenabcessen en onderscheidende kenmerken van andere intracraniële
laesies zoals primaire hersentumoren en hersenmetastasen. Niet-pyogene hersenabcessen worden grotendeels buiten beschouwing gelaten.
Een 75-jarige vrouw wordt opgenomen in het verpleeghuis. Zij wordt behandeld voor een recidief cerebrale-amyloïdangiopathie-gerelateerde inflammatie (CAA-RI). De diagnose cerebrale amyloïdangiopathie (CAA) wordt steeds vaker gesteld nu dit mogelijk is met MRI. CAA-RI is een zeldzame complicatie van CAA waarbij de symptomen kunnen lijken op die van een delier. Als CAA-RI of een recidief hiervan niet tijdig wordt onderkend, kan er vertraging optreden in de behandeling, waardoor irreversibele hersenschade kan ontstaan. Evaluatie door een multidisciplinair team tijdens en na behandeling kan het optreden van CAA-RI of een recidief hiervan vroegtijdig opsporen.
Chronische orofaciale pijn (OFP) bevindt zich op het grensvlak van de tandheelkunde en geneeskunde. Deze disciplines zijn in opleiding en gezondheidszorgsysteem organisatorisch gescheiden en kennen weinig raakvlakken en uitwisseling in kennis. Bovendien spreken ze een andere taal, kennen ze elkaars protocollen en zorgpaden onvoldoende en er zijn geen korte communicatielijnen. Aangezien de pijnkenmerken van dentale en niet-dentale oorzaken vaak op elkaar lijken, is het bijvoorbeeld voor tandartsen niet altijd eenvoudig om non-dentogene oorzaken van aangezichtspijn te herkennen. In dit artikel willen wij de neuroloog handvatten aanreiken bij de aanpak van chronische OFP. Bovendien willen we ingaan op het belang van de multi- en interdisciplinaire benadering en de rol die de neuroloog in zo’n setting kan spelen.
Diverse kinderfysiotherapeutische behandelingen kunnen worden ingezet als onderdeel van de behandeling van bronchiolitis. Conventionele technieken als percussie en vibratie zijn bewezen niet effectief gebleken. Nieuwere behandelingen zoals langzame expiratietechnieken en geforceerde expiratietechnieken zouden effectiever zijn. Een grote systematische review beschrijft de effecten van deze technieken op verschillende uitkomstmaten, waaronder opnameduur en nadelige effecten, onderzocht in 17 studies. Uit de resultaten van deze review blijkt dat geforceerde expiratietechnieken niet effectief zijn. Mogelijk laten onderzoeken waarin de langzame expiratietechnieken worden beschreven betere resultaten zien. Tot op heden liet echter maar één onderzoek een significant positief effect zien en bovendien zijn de verrichte onderzoeken meestal lage methodologische kwaliteit. Onderzoeken van hogere methodologische kwaliteit zijn noodzakelijk om deze resultaten met voldoende bewijskracht te onderbouwen. Op basis van het tot op heden beschikbare wetenschappelijk bewijs is er geen indicatie voor kinderfysiotherapeutische behandeling bij kinderen met bronchiolitis.
Heeft uw patiënt een onverzadigbare eetlust (hyperfagie), obesitas voor de leeftijd van 5 jaar, een ontwikkelingsachterstand, dysmorfe kenmerken, afwijkende meetgegevens en/of een bijzondere familieanamnese voor obesitas? Dit kunnen aanwijzingen zijn voor een genetische oorzaak van de obesitas. Er zijn twee soorten genetische obesitas: een syndromale en een niet-syndromale vorm. Bij een obesitassyndroom heeft de patiënt een combinatie van obesitas met andere (orgaan)afwijkingen en daarbij vaak ook een ontwikkelingsachterstand. Bardet-biedlsyndroom, Prader Willi Wyndroom en 16p11.2-microdeletiesyndroom zijn voorbeelden van syndromale obesitas. Bij niet-syndromale oorzaken, zoals MC4R-deficiëntie en leptinereceptordeficiëntie, komt obesitas geïsoleerd voor en is er geen ontwikkelingsachterstand. Bij verdenking op een genetische obesitas kan in het Amsterdam UMC (locatie AMC) een genpanel ‘erfelijke obesitas’ worden aangevraagd. Afhankelijk van de differentiaaldiagnose kunnen ook andere genetische testen worden ingezet. Hoewel een genetische oorzaak van obesitas zeldzaam is, zijn er voor deze doelgroep steeds meer medicamenteuze behandelingen beschikbaar óf in ontwikkeling. Dit maakt het vaststellen van een genetische oorzaak van de obesitas bij uw patiënt steeds belangrijker.
Unilaterale klachten van aangezichtspijn met daarbij ipsilateraal een miosis en/of ptosis kunnen verklaard worden door het paratrigeminale oculosympathische syndroom (POSS). Dit syndroom ontstaat door compressie op de n. trigeminus en de oculosympathische vezels in de middelste schedelgroeve. Hierbij is er sprake van (aangezichts)pijn en van een postganglionair Horner-syndroom (typisch zonder anhidrose van het voorhoofd). POSS kent verschillende oorzaken en de behandeling is dan ook hiervan afhankelijk.