Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Voor anesthesiologen en intensivisten is het essentieel om inzicht te hebben in de aard van systemische oncologische behandelingen met de bijbehorende prognoses en bijwerkingen, omdat deze invloed kunnen hebben op de beleidskeuzes rondom perioperatieve zorg en niet-operatieve kritische zorg op de IC. Zo kan chemotherapie het immuunsysteem verzwakken, immunotherapie kan auto-immuunreacties veroorzaken en bepaalde doelgerichte therapie kan specifieke organen of weefsels beïnvloeden. Door goed geïnformeerd te zijn over de oncologische behandelingsstrategieën kunnen anesthesioloog en intensivist effectiever anticiperen op complicaties, de medicatie aanpassen en gerichter multidisciplinaire overleg voeren met de oncoloog om de algehele zorg te optimaliseren in lijn met de wensen van de patiënt.

De meeste patiënten met een solide tumor moeten voorafgaand aan chirurgische resectie een vorm van neoadjuvante therapie ondergaan: chemotherapie, radiotherapie of immunotherapie. Neoadjuvante therapie is toxisch; de behandeling richt zich namelijk ook op niet-oncologische cellen. De toxische effecten zijn zichtbaar in verschillende orgaansystemen en kunnen de orgaanfunctie en het herstel na chirurgie beïnvloeden. Het ondergaan van een anesthesie, de operatie en het herstel worden tevens beïnvloed door een verminderde voedingsstatus in combinatie met pre-existente comorbiditeit. De timing tussen neoadjuvante therapie en chirurgie is belangrijk. Een zorgvuldige preoperatieve beoordeling gevolgd door prehabilitatie is cruciaal voor het reduceren van postoperatieve complicaties en het bespoedigen van het herstel. Voor de anesthesioloog is het van belang om te weten wat het effect van de neoadjuvante therapie en prehabilitatie op de patiënt is geweest, zodat een gedegen anesthesieplan gemaakt kan worden voor de perioperatieve fase.

Potentieel inadequate medicatie en daarmee samenhangende geneesmiddelbijwerkingen dragen aanzienlijk bij aan de ziektelast bij oudere patiënten. De effectiviteit van huidige strategieën voor het verminderen van potentieel inadequate voorschriften is echter nog onduidelijk. Het onvoldoende herkennen van verbanden tussen geneesmiddelen en determinanten van voeding(sstatus) speelt mogelijk een rol. Hoewel ondervoeding en deficiënties veel voorkomen in deze kwetsbare leeftijdsgroep, worden de klinische gevolgen van voedingstekorten vaak niet herkend en toegeschreven aan ouderdom of comorbiditeit. Verbanden tussen geneesmiddelgebruik en voedingsstatus kunnen op drie manieren worden verklaard: het niet herkennen van een voedingstekort, waardoor onterecht nieuwe medicatie wordt voorgeschreven; beïnvloeding van de voedingsstatus door de onderliggende aandoening waarvoor een geneesmiddel wordt voorgeschreven; interactie tussen geneesmiddel en voeding(sstatus). Dit artikel bespreekt vijf klassen van voeding-geneesmiddelinteracties, met onder andere aandacht voor geneesmiddel-geïnduceerde tekorten van vitamines en mineralen. Deze systematische benadering van verbanden tussen geneesmiddelen en voeding(sstatus) biedt een tool om geneesmiddelbijwerkingen en inadequaat medicijngebruik te verminderen.

Thuisbloeddrukmetingen kunnen belangrijke voordelen opleveren bij het diagnosticeren en de behandeling van hypertensie. In tegenstelling tot bij spreekkamermetingen kunnen bijvoorbeeld een wittejasseneffect en gemaskeerde hypertensie worden opgespoord. In vergelijking met 24-uurs ambulante bloeddrukmetingen kunnen bij thuismetingen gedurende een langere periode veel metingen worden verricht. Dit leidt ertoe dat de werkelijke bloeddruk nauwkeuriger kan worden bepaald en beter inzicht kan worden verkregen in de variabiliteit van de bloeddruk. In dit nascholingsartikel bespreken we deze en andere voordelen van thuisbloeddrukmetingen evenals de mogelijke nadelen en geven we praktische handvatten hoe dit in de praktijk toe te passen.

De hemostase wordt gereguleerd door een ingewikkeld systeem met stimulerende en remmende factoren van de bloedstolling en bestaat uit een primaire en secundaire hemostase. Zowel de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis als het gebruik van psychofarmaca kan gepaard gaan met een verhoogd risico op trombose of bloedingen. Psychiatrische stoornissen zoals depressieve stoornissen en schizofrenie vergroten, mede vanwege leefstijlfactoren, in veel gevallen het risico op trombose. Dit geldt ook voor de antipsychotica. Vergroten van het risico op bloedingen is echter ook mogelijk bij het gebruik van serotonineheropnameremmers (SRI’s) bij angstklachten en depressie. Preventie van trombose kan vooral bestaan uit het aanpakken van relevante (metabole) risicofactoren. Preventie van (maag)bloedingen in geval van SRI-gebruik kan eventueel bestaan uit het toevoegen van een maagzuurremmer, vooral als er sprake is van andere risicomedicatie (m.n. NSAID’s).

Na ingrijpende collectieve gebeurtenissen, zoals een oorlog of ramp, volgt vaak een herdenking voor betrokkenen en nabestaanden. Een van de doelen van herdenken is als overlevende, nabestaande en samenleving om te gaan met de schokkende gebeurtenis. De cognitieve traumatheorie gaat ervan uit dat mensen met posttraumatische stress actuele dreiging ervaren door associaties met de traumatische ervaring uit het verleden. Ook herdenken en het uitvoeren van rituelen kunnen associaties met eerdere ervaringen en bijbehorend negatieve reacties oproepen. Enerzijds kunnen herdenkingen dan als stressvolle en verontrustende gebeurtenissen worden ervaren. Anderzijds roepen herdenkingen gevoelens van verbondenheid, empathie en solidariteit op. In dit artikel gaan we in op de wijze waarop herdenken en rituelen kunnen bijdragen aan het verwerken van traumatische ervaringen. Daarnaast geven we adviezen om dit onderwerp te betrekken in de behandeling van cliënten met posttraumatische stressklachten. Het artikel is grotendeels gebaseerd op het promotieonderzoek en proefschrift van Mitima-Verloop.