Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Wittestofafwijkingen zijn een frequente (toevals)bevinding bij MRI-onderzoek van het cerebrum bij volwassenen. De differentiële diagnose is zeer uitgebreid, maar de meeste wittestofafwijkingen hebben een vasculo-ischemische origine. In dat geval zijn er vaak ook lacunaire infarcten en microbloedingen. Indien er onvoldoende argumenten voor een vasculo-ischemische origine zijn, helpt beoordeling van het verdelingspatroon van de wittestofafwijkingen bij de verdere uitwerking van de differentiële diagnose. De onderverdeling in een 1 vasculair, 2 demyeliniserend, 3 cavitair en 4 aspecifiek verdelingspatroon maakt in combinatie met klinische verschijnselen gericht aanvullend onderzoek, zoals metabole of DNA-diagnostiek mogelijk. Van aandoeningen als CADASIL, ziekte van Fabry en COL4A1-mutatiegeassocieerde ziekte wordt steeds meer bekend dat mildere fenotypen voorkomen, waardoor laagdrempelig onderzoek naar deze aandoeningen te overwegen is. Door deze gestructureerde benadering zal aanvullend onderzoek vaker tot een diagnose leiden.

Het atriumseptumdefect (ASD) is de meest voorkomende aangeboren hartafwijking bij volwassenen. Er is sprake van een ASD als er door een defect in het atriumseptum een open verbinding is tussen het rechter- en linkeratrium, resulterend in een links-rechtsshunt. Er zijn verschillende vormen van ASD: ASD type II (de meest voorkomende), ASD type I, sinus venosus-defect en sinus coronarius-defect. Kleine ASD type II-defecten verdwijnen vaak spontaan tijdens de kinderleeftijd. Grotere defecten dienen te worden gesloten als ze volume-overbelasting geven van de rechterharthelft, ter voorkoming van ritmestoornissen, pulmonale hypertensie en uiteindelijk rechterventrikelfalen. Het sluiten van het ASD type II wordt bij voorkeur percutaan verricht. Wanneer er sprake is van een groot ASD type II, een ander type van het ASD of bijkomende aangeboren afwijking is chirurgische sluiting de eerste keuze van behandeling.

Een ernstige symptomatische aortaklepstenose is een reden om de aortaklep te vervangen. Dit kan via een transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI). Wanneer de aortaklep niet vervangen wordt, nemen de klachten toe en de levensverwachting af. De onderzoeken die altijd gedaan moeten worden voordat een besluit genomen kan worden over de behandeling zijn: echocardiogram, CT-scan, bloedonderzoek en ECG. De meeste TAVI’s worden transfemoraal uitgevoerd. Wanneer dat niet mogelijk is, wordt gekeken of een andere toegangsroute mogelijk is. Kwetsbare patiënten hebben een grotere kans op peri- en postprocedurele complicaties en dit wordt daarom ook altijd pre-TAVI beoordeeld. Patiënten met geleidingsstoornissen (rechterbundeltakblok) pre-TAVI hebben een grotere kans op een pacemaker. Belangrijk is na de TAVI te revalideren om zo optimaal te profiteren van de toegenomen levensverwachting en kwaliteit van leven.

Rapporteren is een essentieel onderdeel van uw werk als verpleegkundige. Het zorgt voor continuïteit en helpt goede zorg te waarborgen, maar het voelt soms ook als een blok aan het been. Gelukkig is er nu een oplossing: spraakgestuurd rapporteren. Hiermee wordt rapporteren eenvoudiger en efficiënter, zodat u meer tijd overhoudt voor directe zorg. In dit artikel leest u alles over de werkwijze bij deze innovatieve aanpak en wat het betekent voor uw dagelijkse praktijk.

Tijdens extracorporale membraanoxygenatie (ECMO) heeft of ontwikkelt een groot deel van de patiënten een anemie, trombocytopenie en/of stollingsstoornissen, geïnduceerd door patiënt-, ziekte- en ECMO-gerelateerde factoren. Richtlijnen voor transfusiegrenzen van rode bloedcellen, trombocyten, plasma en stollingsproducten ontbreken, of zijn enkel gebaseerd op expert opinion. De optimale transfusiegrenzen zijn nog niet gedefinieerd. Het ontbreken van onderzoek en richtlijnen leidt tot het toepassen van relatief liberale grenzen voor transfusie in de praktijk ten opzichte van vergelijkbare patiëntenpopulaties, met een grote spreiding tussen centra en landen. Hoewel gerandomiseerde studies nog gaande zijn binnen ECMO-patiëntenpopulaties, is er in vergelijkbare patiëntenpopulaties wel bewijs voor het veilig handhaven van restrictieve transfusiegrenzen van rode bloedcellen (hemoglobinegrens van circa 4,3 mmol/l). Bij een transfusie dient de clinicus een afweging te maken of de verwachte baten van de transfusie opwegen tegen de eventuele risico’s.

Thuisbloeddrukmetingen kunnen belangrijke voordelen opleveren bij het diagnosticeren en de behandeling van hypertensie. In tegenstelling tot bij spreekkamermetingen kunnen bijvoorbeeld een wittejasseneffect en gemaskeerde hypertensie worden opgespoord. In vergelijking met 24-uurs ambulante bloeddrukmetingen kunnen bij thuismetingen gedurende een langere periode veel metingen worden verricht. Dit leidt ertoe dat de werkelijke bloeddruk nauwkeuriger kan worden bepaald en beter inzicht kan worden verkregen in de variabiliteit van de bloeddruk. In dit nascholingsartikel bespreken we deze en andere voordelen van thuisbloeddrukmetingen evenals de mogelijke nadelen en geven we praktische handvatten hoe dit in de praktijk toe te passen.