Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Schildklierdisfunctie kan zich presenteren met een breed scala aan neurologische symptomen en aandoeningen. Zowel hypothyreoïdie als hyperthyreoïdie kan klinische verschijnselen veroorzaken die sterk lijken op primaire neurologische ziektebeelden. Voorbeelden hiervan zijn hyperkinetische bewegingsstoornissen (tremor, ataxie en myoclonus), myopathie, neuropathie, cognitieve stoornissen, slaapproblemen en oogbewegingsstoornissen. Daarnaast kan in zeldzame gevallen hypothyreoïdie leiden tot coma (het zogenaamde myxoedeem-coma bij gedecompenseerde hypothyreoïdie) en kan hyperthyreoïdie leiden tot thyreotoxische periodieke paralyse, ziektebeelden waarbij tijdige herkenning essentieel is. De grote variatie aan neurologische symptomen bij schildklierziekten maakt het een ware kameleon. Schildklierziekten zijn vaak goed te behandelen en tijdige herkenning is essentieel. Daarom is het laagdrempelig prikken van het TSH zinvol bij patiënten met neurologische problematiek.
Op de Intensive Care verworven spierzwakte is een veelvoorkomende complicatie bij kritiek zieke patiënten, die het directe gevolg lijkt te zijn van de kritieke ziekte en de bijpassende behandeling. Deze aandoening uit zich in symmetrische spierzwakte, vooral van de ademhalings- en proximale extremiteitsspieren en wordt onderverdeeld in critical-illnesspolyneuropathie, critical-illnessmyopathie en critical-illnesspolyneuromyopathie. Het is geassocieerd met langere opnameduur, verhoogde mortaliteit, verhoogde ziekenhuis- en zorgkosten en negatieve gevolgen op de langere termijn. De pathofysiologie is niet volledig begrepen en onderzoek naar ICU-acquired weakness (ICU-AW) wordt bemoeilijkt door ethische aspecten. Desondanks is er wel enig inzicht in relevante risicofactoren die bijdragen aan het ontwikkelen van ICU-AW. De behandeling is ondersteunend en preventief, met de focus op vroege mobilisatie, optimale voeding en metabole controle, waarbij multidisciplinaire zorg samen met een revalidatieteam van meerwaarde kan zijn.
Hypopituïtarisme bij ouderen is een weinig onderkende, vaak moeilijk te diagnosticeren aandoening die ontstaat door pathologie ter hoogte van hypofyse of hypothalamus. Hierdoor is er sprake van een insufficiënte hormoonproductie. De symptomen zijn vaak aspecifiek, zoals vermoeidheid of een depressie, en worden dikwijls toegeschreven aan normale veroudering of comorbiditeit. Het vragen naar specifieke klachten die passen bij uitval van de hormonale assen kan helpen het onderscheid te maken. Neurologische aandoeningen zoals hypofysetumoren en traumatisch hersenletsel spelen een belangrijke causale rol. Soms is er een iatrogene oorzaak, zoals radiotherapie of immunotherapie. Bij ouderen bemoeilijken fysiologische hormonale veranderingen, polyfarmacie en een verhoogd risico op overbehandeling van de hormonale tekorten de diagnostiek en therapie. Herkenning door de neuroloog van klachten van insufficiënte hormoonproductie is cruciaal. De diagnostiek steunt op laboratoriumonderzoek en beeldvorming. Tijdige behandeling kan complicaties voorkomen en de levenskwaliteit verbeteren.
Thoracale chirurgie is geëvolueerd van open thoracotomie naar minimaal invasieve benaderingen zoals video-geassisteerde thoracoscopische chirurgie. Deze verschuiving ging gepaard met de implementatie van protocollen voor Enhanced Recovery After Surgery (ERAS). Samen streven ze naar een snellere revalidatie, minder complicaties en een kortere ziekenhuisopname. Het spreekt voor zich dat doeltreffende postoperatieve analgesie essentieel is binnen dit kader. Traditioneel werd de thoracale epidurale analgesie toegepast als de gouden standaard voor postoperatieve analgesie bij longchirurgie. Hoewel deze techniek uitstekende analgesie biedt, gaat zij gepaard met bijwerkingen en beperkingen die niet passen binnen het ERAS-concept. Daarom is de aandacht verschoven naar alternatieve locoregionale technieken (bijv. paravertebraal en intercostaal blok), fascial plane bloks (bijv. serratus anterior plane en erector spinae plane blok) en zenuwbloks (bijv. pectoralisblok). Deze worden steeds meer toegepast. Dit artikel geeft een overzicht van hun werkingsmechanisme, analgetisch effect, risico’s en toepassingsmogelijkheden binnen multimodale pijnmodellen.
Propofol is een veelgebruikt intraveneus anestheticum dat werkt als agonist van de GABAA-receptor. Naast dosisafhankelijke respiratoire en hemodynamische depressie is het propofolinfusiesyndroom (PRIS) beschreven als een zeldzame maar ernstige bijwerking, gekenmerkt door metabole acidose, rabdomyolyse en nierinsufficiëntie. De incidentie wordt geschat op ongeveer 1% bij langdurig gebruik, met een beschreven mortaliteit van 35-48%. De pathofysiologie van PRIS wordt in verband gebracht met mitochondriële disfunctie door onderbreking van de elektronentransportketen en verstoring van het vetzuurmetabolisme. Risicofactoren zijn onder andere hoge cumulatieve doses, jongere leeftijd en aanwezigheid van traumatisch hersenletsel. Het monitoren van biochemische parameters zoals lactaat, pH en creatinekinase (CK) bij gebruik langer dan 48 uur wordt aanbevolen. Naast het onmiddellijk staken van propofol is de behandeling primair gericht op ondersteuning van de hemodynamiek en correctie van elektrolytstoornissen. Suppletie van co-enzym Q of L-carnitine wordt onderzocht, maar is nog experimenteel en derhalve niet aanbevolen.
Hypofyseadenomen zijn goedaardige tumoren die uitgaan van de hypofyse en worden onderverdeeld in functionele (hormoonproducerende) en niet-functionele adenomen. Diagnostiek wordt ingezet op basis van het klinisch beeld waarbij zowel neurologische symptomen alsook klachten ten gevolge van hormoontekort of -overproductie aanwezig kunnen zijn. Een MRI-onderzoek is een onderdeel van de standaard work-up. Een nauwkeurige MRI-diagnose is essentieel, aangezien hypofysetumoren kunnen lijken op andere tumoren in de sella-regio, zoals een craniofaryngeoom of meningeoom. Radiologische diagnostiek is dan ook van cruciaal belang om hypofyseadenomen te differentiëren van andere aandoeningen. Behandeling varieert per type adenoom en kan bestaan uit medicatie, chirurgie of radiotherapie. Wanneer een adenoom als toevalsbevinding wordt gevonden op een MRI kan vaak een ‘wait and scan’-beleid worden ingezet.