Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Huidkanker is de meest voorkomende vorm van kanker en omvat verschillende diagnosen, waaronder basaalcelcarcinoom (BCC), plaveiselcelcarcinoom (PCC) en melanoom. Actinische keratose (AK) wordt gezien als voorstadium van PCC en is het gevolg van DNA-schade door UV-straling en genetische factoren. Risicofactoren zijn een lichte huid, leeftijd en immuunsuppressie. AK kan maligne ontaarden, maar ook spontaan verdwijnen. Risicofactoren voor progressie zijn immuunsuppressie en eerdere non-melanoma huidkanker.
AK presenteert zich als ruwe schilferende plekjes op zonblootgestelde huid en kan jeukklachten en/of cosmetische bezwaren geven. Vanwege verschil in therapie wordt onderscheid gemaakt tussen solitaire AK-laesies en veldveranderingen, bestaande uit een gebied met meerdere, soms onzichtbare afwijkingen. AK kan worden geclassificeerd met behulp van de Olsen-gradatie. Differentiële diagnosen zijn PCC, morbus Bowen, superficieel BCC, (seborroïsch) eczeem of psoriasis.
Voor solitaire AK is cryotherapie een snelle en kosteneffectieve eerstelijnsbehandeling. Bij veldveranderingen is veldbehandeling geïndiceerd, waarbij 5% 5-fluorouracil (5% 5-FU) de eerste keus is. Belangrijke aandachtspunten zijn therapietrouw en bijwerkingen.
De afgelopen jaren is de aandacht voor transgenderpersonen sterk toegenomen. Documentaires, artikelen en ervaringsverhalen hebben geleid tot grotere zichtbaarheid en acceptatie, vooral onder jongere generaties. Tegelijkertijd is er een verschuiving in taal en denken: termen als ‘transseksualiteit’ en ‘ombouwen’ worden minder gebruikt, met meer nadruk op autonomie en zelfbeschikking. Ook wetgeving, zoals de ‘Wet wijziging vermelding van geslacht in geboorteakte’ (2014), weerspiegelt deze ontwikkeling.
Voor de huisarts, POH-GGZ en de bredere zorgsector betekent dit dat er steeds vaker vragen komen rond genderdiversiteit. Deze kunnen variëren van psychische klachten zoals somberheid en suïcidaliteit tot medische vragen over puberteitsremmers, hormonen of operaties. Door de lange wachtlijsten bij gespecialiseerde centra – inmiddels meerdere jaren ondanks uitbreiding – is het belangrijk dat ook minder gespecialiseerde zorgverleners toegerust zijn.
In deze nascholing voor de POH-GGZ leer je de DSM-5-criteria van genderincongruentie herkennen, aandachtspunten bij comorbiditeit signaleren en passende psychologische interventies bieden tijdens wachttijden en naast medische trajecten. Ook komt de maatschappelijke discussie en kritiek op transgenderzorg aan bod. Daarbij wordt steeds verwezen naar de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg – Somatisch (2018), de Kwaliteitsstandaard Psychische Transgenderzorg (2017) en de internationale Standards of Care, version 8.
Het klinisch beeld van een periodieke paralyse (PP) kent een brede differentiële diagnose. Bij de primaire periodieke paralyse wordt bij het merendeel van de patiënten een mutatie gevonden in een van de drie bekende skeletspierkanaalgenen (voor natrium, calcium of kalium). De secundaire vormen worden in het merendeel veroorzaakt door een absoluut kaliumtekort, nierfunctiestoornissen of bij hormoonziekten, elk met een specifiek diagnostisch traject. Nieuwe ontdekkingen met betrekking tot de functie van ionkanalen hebben meer inzicht gegeven in de pathofysiologie van de verschillende vormen van periodieke paralyse. Naast laboratoriumonderzoek is voor de primaire vormen de long-exercise EMG-test goed toepasbaar. Voor een spierbiopt of provocatietest is geen plaats meer in de initiële diagnostiek. De spierecho of -MRI kan ondersteunend zijn bij het vaststellen van een vacuolaire myopathie als onderdeel van een primaire periodieke paralyse. Bij de acute behandeling van de hypokaliëmie in geval van een hypokaliëmische periodieke paralyse dient met frequente kaliumcontrole en voorzichtige suppletie een rebound-hyperkaliëmie te worden vermeden. Verschillende symptomatische medicamenteuze opties zoals acetazolamide zijn beschikbaar voor de primaire periodieke paralyse en kunnen naast leefstijlaanpassingen de aanvalsfrequentie sterk verminderen. Helaas is er nog geen ziekteremmende of genezende behandeling voor de primaire periodieke paralyse en wordt de kwaliteit van leven bepaald door de aanvalsfrequentie en de ernst van een eventuele vacuolaire myopathie.
Kinderen met kanker krijgen gedurende hun behandeling niet alleen chemotherapie maar ook veel ondersteunende medicatie. De coördinatie van deze behandeling vindt plaats vanuit het Prinses Máxima Centrum (hierna het Máxima), het kinderoncologisch centrum in Nederland dat gespecialiseerd is in hoogcomplexe zorg en onderzoek naar kinderoncologie. De geïntegreerde ziekenhuis- en poliklinische apotheek van het Máxima is in alle stadia van de behandeling van de patiënt betrokken bij de medicamenteuze behandeling. Denk hierbij aan medicatieverificatie, controle en voor toediening gereedmaken van chemotherapie (en ook 95% van alle andere parenterale geneesmiddelen), advisering over doseringen bij bijvoorbeeld nierfunctiestoornissen en interacties, afleveren van geneesmiddelen voor thuis, inclusief ziekenhuisverplaatste zorg en het geven van juiste en begrijpelijke informatie aan kinderen en hun ouders/verzorgers. Hiermee draagt de apotheek bij aan de optimalisatie van de behandeling van deze kwetsbare patiëntenpopulatie.
Het handhaven van een stabiele vochtbalans is een uitdaging na veel chirurgische ingrepen, zeker wanneer het neuro-endocriene systeem betrokken is. Verstoring van de vocht- en elektrolytenhuishouding kan snel ontstaan en grote gevolgen hebben. In dit artikel wordt het proces van systematisch klinisch redeneren uitgelegd bij een patiënt met verdenking op een vochtbalansstoornis.
In het huidige complexe zorglandschap, met uitdagende zorgvragen, technologische vooruitgang en een veranderende maatschappij, is het vak kinderarts een dynamische baan, waarin levenslang leren en aanpassen essentieel zijn. Daarbij wordt van kinderartsen gevraagd dat ze niet alleen vakinhoudelijk sterk zijn, maar ook mentaal veerkrachtig en duurzaam inzetbaar. De bevlogenheid voor het vak behouden en versterken is dan van belang. Kinderartsen en arts-assistenten kindergeneeskunde zijn erg trots op hun vak, maar uitval ligt op de loer door de hoge werkdruk en verstoring van de werk-privébalans. Met gerichte ondersteuning op individueel, team- en organisatieniveau versterken we de bevlogenheid onder kinderartsen, behouden we werkplezier én houden we het vak kindergeneeskunde aantrekkelijk voor de huidige en nieuwe generaties. Dit kan in elke fase van de carrière, van medisch student tot medisch specialist aan het einde van de loopbaan.