Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Blootstelling aan fijnstof en hartritmestoornissen bij lassers | De reproduceerbaarheid van tweedelijns kleurenzientesten in de transportsector | Effectiviteit van gezondheidsbevordering op de werkvloer
De dosis die nodig is om adequate analgesie te verkrijgen varieert individueel. Suboptimale analgesie en het optreden van bijwerkingen zijn vanuit ethisch oogpunt zeer ongewenst. De gebruikte doseringen worden nu nog gebaseerd op een ‘trial and error’-benadering, maar idealiter zouden patiëntkenmerken het uitgangspunt moeten zijn (gepersonaliseerde benadering). De interindividuele verschillen kunnen deels verklaard worden door variatie in de erfelijke aanleg voor enzymen die medicatie afbreken, en deels door variatie in de receptoren waarop de medicatie aangrijpt. Onderzoek naar variaties binnen de genen die coderen voor deze enzymen en receptoren heeft veel duidelijkheid gegeven over de variabiliteit in de respons op pijnstillers. Toch is in de klinische praktijk de toepasbaarheid van DNA-analyse om pijnmedicatie te personaliseren nog minimaal.
De prevalentie van astma in de huisartsenpraktijk is naar schatting 35 per 1.000 patiënten. Astma ontstaat vaak al op de kinderleeftijd. Bij de behandeling van astma staat het voorkómen van uitlokkende factoren (zoals huisstofmijt, rook, dampen en fijnstof) voorop. Voor de medicamenteuze behandeling komen kortwerkende bètasympathicomimetica (short acting beta-2-agonists, SABA’s),
langwerkende bètasympathicomimetica (long acting beta-2-agonists, LABA’s) en inhalatiecorticosteroïden (ICS) in aanmerking. Luchtwegverwijders geven binnen enkele minuten verlichting van de benauwdheid, terwijl ICS op de lange termijn een onstekingsonderdrukkend effect hebben. De incidentie van bijwerkingen bij
inhalatiemedicatie is over het algemeen laag, omdat de middelen niet tot weinig systemisch beschikbaar komen. De meest voorkomende bijwerkingen van SABA’s en LABA’s zijn tremor, hartkloppingen, hoofdpijn en hoesten. Bij ICS kunnen orale candidiasis, heesheid en – bij langdurig hoge doseringen – bijniersuppressie, vermindering botdichtheid en glaucoom optreden. Voor de inhalatiegeneesmiddelen zijn verschillende inhalatoren beschikbaar. Welke inhalator het meest geschikt is,
verschilt per patiënt.
Dyspneu komt veel voor in de palliatieve fase van hartfalen, COPD en kanker. Het komt voor bij 35% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase, bij 94% van de patiënten met een gevorderd stadium van COPD en bij 72% van de patiënten met een gevorderd stadium van hartfalen. Dyspneu heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven en gaat bijna altijd gepaard met angst. Ernstige benauwdheid is niet alleen voor de patiënt een angstige ervaring, maar ook voor zijn naasten.
De richtlijn Dyspneu in de palliatieve fase is herzien en in januari 2016 definitief gepubliceerd en te raadplegen op www.pallialine.nl. Inhoudelijk zijn er geen grote wijzigingen ten opzichte van de vorige versie van de richtlijn; de procedure van de ontwikkeling van de richtlijnen en het format zijn gewijzigd met als doel de implementatie van de richtlijn te ondersteunen. Dit artikel gaat inhoudelijk in op het symptoom dyspneu in de palliatieve fase en de aanpassingen in de nieuwe richtlijn over onder meer de (niet-)medicamenteuze symptomatische behandeling die evidence-based is uitgewerkt.
Antidepressiva zijn niet verslavend. Maar het stoppen met deze middelen of te snel afbouwen ervan veroorzaakt bij naar schatting de helft van de mensen onttrekkingsverschijnselen. Dat zijn lichamelijke of psychische klachten variërend van moeheid, grieperig gevoel tot manie en hallucinaties. Zorgvuldig en geleidelijk afbouwen is daarom geboden.
Het lichaam streeft altijd naar homeostase. Het interne milieu moet binnen bepaalde grenzen blijven, wil het lichaam kunnen blijven functioneren. Factoren in het lichaam die constant moeten blijven zijn onder andere de glucosespiegel, de pH, de osmotische waarde, het zuurstofgehalte in het bloed en de temperatuur. In dit artikel wordt de temperatuurregulatie beschreven, daarnaast komt aan bod welke invloed de veroudering van de mens heeft op deze regulatie.
De mens is in staat de lichaamstemperatuur constant te houden in een omgeving met wisselende temperaturen. Fascinerende processen, zoals vasoconstrictie, vasodilatatie, transpireren, spierspanning, en metabolisme zijn hiervoor verantwoordelijk. Bij dit alles speelt de hypothalamus de hoofdrol.