Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Het obstructieveslaapapneusyndroom (OSAS) is een nog onvoldoende onderkende oorzaak van vermoeidheid. OSAS komt veel voor en de prevalentie neemt toe, gerelateerd aan een toename van obesitas. OSAS heeft veel invloed op de gezondheid, het functioneren sociaal en in werk, en op het ontstaan van ongevallen. (Vroeg)diagnostiek en adequate behandeling zijn dan ook van belang. Bedrijfsartsen kunnen een rol spelen in het opsporen van OSAS-patiënten door bij vermoeidheidsklachten te vragen naar snurken, ademstilstanden ’s nachts en overmatige slaperigheid overdag. Zeker bij mannelijke patiënten met overgewicht, vergrote nekomvang en/of hypertensie moet hieraan worden gedacht. OSAS is geen beroepsziekte of werkgerelateerde aandoening. In de begeleiding van medewerkers met behandelde OSAS is het van belang therapietrouw te controleren en actief te interveniëren op leefstijl. Screening op OSAS wordt aanbevolen bij organisaties waar sprake is van eentonige of monotone werkzaamheden en bij populaties met veel cardiovasculaire risicofactoren.
Besluiten over gezondheids- en behandeldoelen voor kwetsbare ouderen met multimorbiditeit moeten in lijn zijn met uitkomsten die voor de ouderen zelf het meest ‘er toe doen’. Een goed proces van ‘Samen beslissen’ door ouderen, hun naasten en de zorgverlener draagt daaraan bij. In de praktijk wordt er minder vaak samen beslist dan ouderen en naasten zouden willen.
Door eerder in het proces stil te staan bij wat voor ouderen belangrijk is voor hun kwaliteit van leven, worden vaker besluiten genomen die hieraan bijdragen. Dit vraagt van zorgverleners specifieke vaardigheden en dient te worden ondersteund door het team en de organisatie.
Palliatieve zorg voor mensen die dak- of thuisloos zijn is niet veel anders dan ‘gewone’ palliatieve zorg. Er zijn echter wel specifieke aandachtspunten. In dit artikel beschrijven we deze aandachtspunten, die zijn ontleend aan een recent ontwikkelde handreiking Palliatieve zorg voor mensen die dak- of thuisloos zijn.
Intraveneus immuunglobuline (IVIg) wordt gebruikt bij de behandeling van immuungemedieerde neuromusculaire aandoeningen. De bekendste indicatie is de behandeling van immuungemedieerde neuropathieën (Guillain-Barré-syndroom (GBS), chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) en multifocale motore neuropathie (MMN)). Hiervoor is de effectiviteit van IVIg vertuigend aangetoond. IVIg is ook bewezen effectief bij de behandeling van myasthenia gravis en dermatomyositis en waarschijnlijk effectief bij polymyositis en stiff-person syndrome. IVIg bevat een breed spectrum aan humane antistoffen. De precieze werking is onbekend maar IVIg heeft een scala aan aangrijpingspunten in zowel het aangeboren als het adaptieve immuunsysteem. De standaard begindosering is 0,4 gram/kg gedurende 5 dagen. Bijwerkingen kunnen gerelateerd zijn aan de infusiesnelheid, ernstige bijwerkingen zijn zeldzaam. Het effect van de behandeling moet na twee à drie weken worden geëvalueerd, conform de eliminatiehalfwaardetijd van IVIg (gemiddeld 21 dagen). Gebruik hierbij goede objectiveerbare uitkomstmaten. Als een onderhoudsbehandeling nodig is bij CIDP moet bij goed effect na vier tot zes maanden worden gekeken of de IVIg-dosering kan worden afgebouwd.
De KNGF-richtlijn Lage rugpijn laat voor patiënten met chronische aspecifieke rugklachten ruimte over voor invulling van oefentherapie. Classificatie van deze patiëntengroep zou kunnen leiden tot een meer specifieke invulling hiervan: bijvoorbeeld stabilisatie of specifieke oefentherapie. In de richtlijn staat dat de oefentherapie moet aansluiten op de behoefte van de patiënt en de expertise en ervaring van de therapeut. Maar hoe valt dat te onderzoeken? En hoe is dit vervolgens toe te passen? Dit artikel beschrijft een casus waarbij de oefentherapie expliciet omschreven is. Hierin zijn nieuwe inzichten omtrent motorisch leren verweven. De nadruk ligt in dit artikel op het totale bewegen van de lumbopelvische regio in relatie met de onderste extremiteit, de thoracale wervelkolom en de functie die voor de patiënt wenselijk is. Het doel moet zijn om de patiënt zich weer vrij te laten bewegen.
Tot op heden zijn er meer dan duizend RCT’s in relatie tot lage rugklachten gepubliceerd en nog steeds is er geen antwoord op de essentiële vraag voor elke clinicus: Welke behandeling is voor welke patiënt met lage rugpijn het meest efficiënt? Dit artikel beschrijft de zoektocht naar relevante subgroepen binnen de populatie patiënten met chronische aspecifieke lage rugklachten. Argumenten voor en tegen deze benadering komen aan bod en aan de hand van een casus wordt beschreven hoe de kennis over subgroepen van lage rugklachten praktisch ingevuld zou kunnen worden.