Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Hulpverleners werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg worden regelmatig geconfronteerd met geweld. Uit recente studies blijkt dat naar schatting jaarlijks 30 tot 40% van de hulpverleners werkzaam in deze sector het slachtoffer werd van fysiek geweld. Daarmee is de GGZ een van de drie sectoren met het hoogste percentage werknemers die slachtoffer worden van bedreiging, (seksuele) intimidatie en lichamelijk geweld. De gevolgen voor het slachtoffer, de eventuele getuigen en de werkgever kunnen ernstig zijn. Binnen de GGZ is veel discussie over de wenselijkheid van een mogelijk strafrechtelijke reactie. Na een eventuele aangifte is er onduidelijkheid over de mogelijkheden van een strafrechtelijke vervolging van de dader.
Bij aankondiging lijkt de zorgvraag van meneer A. eenvoudig, een man op leeftijd met diarree. De situatie blijkt echter complexer en meer zorg, afstemming en tijd te vragen dan vooraf ingeschat, onder andere vanwege psychische en sociale problemen. Als team wilt u patiënten graag meteen de juiste zorg geven, maar hoe is snel en overzichtelijk te bepalen wat een patiënt nodig heeft?
Het doel van wetenschappelijk onderzoek is op basis van waarnemingen in de praktijk algemene uitspraken te doen over de werkelijkheid. De onderzoeker wil generaliseren, zodat de getrokken conclusies gelden voor de hele groep. Meestal ondervraagt de onderzoeker echter niet alle mensen, maar slechts een beperkt aantal. Bij het interpreteren van de conclusies is het belangrijk je af te vragen of deze ook gelden voor alle mensen.
Fysieke training wordt aanbevolen voor patiënten met borstkanker, om de fitheid te behouden en de symptomen te beperken, waaronder vermoeidheid. Begeleiding door een fysiotherapeut is wenselijk vanwege de vaak snel wisselende gezondheidstoestand van de patiënt en de bijwerkingen van de behandeling. Bijwerkingen van de chirurgie, radiotherapie en/ of chemotherapie vereisen aanpassingen aan het trainingsprogramma. Deze aanpassingen kunnen nodig zijn vanwege de veiligheid (risico op blessures, overbelasting, verergering van symptomen), de hygiëne (bij verminderde immuunfunctie) of een veranderde fysiologie. Het aanbieden van een training op maat vraagt om complexe klinische afwegingen. De in dit onderzoek ontwikkelde aanbevelingen ondersteunen de klinische beslissingen van fysiotherapeuten die trainingsprogramma’s voor patiënten met borstkanker begeleiden.
Sporters die na een ruptuur van de voorste kruisband (VKB) pivoterende sporten willen blijven beoefenen, worden veelal geadviseerd een chirurgische reconstructie te ondergaan. Maar VKB-reconstructie is geen garantie voor sporthervatting; uit meta-analyses blijkt dat slechts 55 procent van de patiënten terugkeert op hetzelfde competitieve niveau als voor de blessure. Ook is er een hoog percentage recidiverende VKBrupturen, vooral bij jonge sporters, tot meer dan 20 procent in het eerste jaar na terugkeer in de sport. Daarnaast hebben patiënten na een VKB-ruptuur een verhoogd risico op het ontstaan van gonartrose. Er is mogelijk een associatie tussen recidiverende VKBrupturen en abnormale bewegingspatronen zoals vaak wordt geconstateerd na een VKB-reconstructie. Vanwege de voortschrijdende inzichten ligt het voor de hand om de revalidatie na een VKB-reconstructie onder de loep te nemen. Motorisch leren om motorische vaardigheden en neuroplastische capaciteiten (opnieuw) te verwerven, worden tijdens de traditionele revalidatie mogelijk niet voldoende gestimuleerd. Het doel van dit artikel is om nieuwe perspectieven vanuit motorisch leren te presenteren, toegepast op klinische settings die de potentie hebben om revalidatiestrategieën voor patiënten na een VKB-reconstructie te verbeteren.
Het piriformissyndroom is een controversiële diagnose die al jarenlang wordt beschreven. Enerzijds als een klinische diagnose, gekenmerkt door pijn in de heup of bil, al dan niet met radiculaire uitstraling. Anderzijds als een anatomische diagnose waarbij wordt gedacht aan een beknelling van de nervus ischiadicus door de m. piriformis. De diagnose staat ter discussie vanwege het ontbreken van duidelijke diagnostische criteria, grote overlap met andere diagnoses en een gebrek aan gerandomiseerde studies. Het klinisch beeld is veelal aspecifiek en een anatomische oorzaak is tot op heden niet met zekerheid aangetoond. De bijdrage van aanvullend onderzoek zoals MRI, MRN (magnetic resonance neurography) of EMG is veelal beperkt. Er zijn therapeutische effecten beschreven van injecties met anesthetica, corticosteroïden of botulinetoxine, hieruit is echter niets af te leiden over de oorzaak van de klachten. Hoewel het piriformissyndroom dus een logische verklaring lijkt voor sommige pijnsyndromen, is het nooit geobjectiveerd.