Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Hoofdpijn is een veelvoorkomende klacht. Veel patiënten die de apotheek bezoeken, ervaren regelmatig hoofdpijnaanvallen, maar beginnen er zelden zelf over. Ze gebruiken hun pijnstillers routinematig, zonder zich bewust te zijn van mogelijke oorzaken of risico’s, zoals interacties of medicatieovergebruik.
In deze e-learning wordt hoofdpijn besproken met nadruk op migraine, chronische hoofdpijn en medicatieovergebruikshoofdpijn. Spanningshoofdpijn valt buiten de scope. U leert de kenmerken van migraine herkennen, inclusief het verloop, de diagnosecriteria en het verschil met spanningshoofdpijn. Ook is er aandacht voor het voorkomen van migraine bij vrouwen rond menstruatie, overgang en puberteit.
In het tweede deel wordt uitgebreid ingegaan op chronische hoofdpijn en het veelvoorkomende probleem van medicatieovergebruik. De drempel van vijftien dagen per maand is hierbij van belang. U leert hoe bepaalde pijnstillers, zoals triptanen of combinatiepreparaten, bij overmatig gebruik juist hoofdpijn in stand kunnen houden.
Deze nascholing helpt jou als apothekersassistent om patiënten met terugkerende hoofdpijn beter te herkennen, gericht te adviseren en – waar nodig – door te verwijzen. Zo draagt u bij aan een veilig en effectief gebruik van zelfzorgmiddelen.
Pijn en zwelling van een gewricht kunnen uitingen zijn van diverse reumatologische en orthopedische aandoeningen, maar kunnen ook veroorzaakt worden door infectie van het gewricht of van omliggende weefsels. Het niet kunnen belasten van een ledemaat of een afwijkend looppatroon zijn veelgehoorde klachten en zijn bij 4 op de 1000 kinderen die naar een kinderarts verwezen worden de reden van verwijzing.
Dit artikel beoogt een praktisch leidraad te geven voor herkenning van verschillende ziektebeelden, de keuze en timing van aanvullend onderzoek en de behandelopties. Het artikel sluit af met de beschrijving van twee casussen.
Bij acute lymfatische leukemie (ALL) verdringen maligne cellen het gezonde beenmerg. Dit kan leiden tot diverse symptomen zoals bleekheid, botpijn, hematomen en perioden met koorts. ALL is de meest voorkomende oncologische aandoening bij kinderen, 120 kinderen per jaar in Nederland. De diagnostiek en de hoogcomplexe zorg vinden plaats in een kinderoncologisch centrum en de laagcomplexe zorg in een shared carecentrum in de woonomgeving van het kind. Alle kinderen in Nederland worden behandeld volgens het ALL-11-protocol van Stichting Kinderoncologie Nederland. De intensieve behandeling duurt twee tot drie jaar met een gemiddelde genezingskans van 85%. Er zijn complicaties op korte en lange termijn. Op basis van de resultaten van diverse onderzoeken wordt gezocht naar een goede genezingskans met zo min mogelijk bijwerkingen. De verpleegkundig specialist (VS) is binnen het multidisciplinaire team de spin in het web en eerste aanspreekpunt voor kind en ouders.
Medicatieovergebruikshoofdpijn (MOH) is een veelvoorkomende aandoening, die zeer beperkend is voor de kwaliteit van leven. Het is gedefinieerd als hoofdpijn op ≥ 15 dagen per maand, met regelmatig overgebruik van acute hoofdpijnmedicatie, gedurende ≥ 3 maanden. Regelmatig overgebruik is inname van simpele analgetica op ≥ 15 dagen per maand, triptanen op ≥ 10 dagen per maand, combinaties van triptanen en simpele analgetica op ≥ 10 dagen per maand. Een van de mogelijke onderliggende mechanismen van MOH is een veranderde pijnperceptie door centrale sensitisatie.
Fantoompijn is een veelvoorkomend probleem bij patiënten na een beenamputatie. Om fantoompijn in de verpleegkundige praktijk te herkennen, worden in dit artikel de kenmerken van en verschillen tussen fantoompijn, fantoomsensaties en stomppijn uitgelegd. De factoren die mogelijk van invloed zijn op het ontstaan en het beloop van fantoompijn komen hier ook bij aan bod. Het tweede gedeelte van het artikel is gericht op de (para)medische en verpleegkundige behandelmogelijkheden en aandachtspunten bij fantoompijn, waarbij de focus ligt op de uitvoering van spiegeltherapie.
Spoed Interventie Teams (SIT) worden meestal opgeroepen op basis van afwijkende vitale functies. Verpleegkundigen herkennen verslechtering echter vaker door een niet-pluisgevoel dan op basis van routinematig meten van vitale functies. Het niet-pluisgevoel kan lastig onder woorden te brengen zijn. Uit literatuuronderzoek blijkt dat aan het niet-pluisgevoel verschillende signalen ten grondslag liggen, die zijn samengevat in negen indicatoren opgenomen in de Dutch-Early-Nurse-Worry-Indicator-Score (DENWIS). Alle indicatoren tonen een significant verband met de samengestelde uitkomstmaat ongeplande opname op een bewakingsafdeling of onverwacht overlijden. DENWIS-indicatoren toegevoegd aan een Early Warning Systeem, gebaseerd op afwijkende vitale functies, verbeteren voorspelling van de uitkomstmaat. Bovendien wordt het risico op deze uitkomsten door de DENWIS en het niet-pluisgevoel al in een vroeg stadium voorspeld. De DENWIS geeft verpleegkundigen een instrument in handen om gestructureerd en volledig signalen van verslechtering te rapporteren en te communiceren en kunnen bijdragen aan het voorkomen van verdere verslechtering.