Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Kinderartsen in de algemene praktijk kunnen worden geconfronteerd met kinderen die worden behandeld met een ketogeen dieet
Kinderen/jongeren (hierna te noemen ‘kinderen’) van 5 tot 16 jaar moeten naar school, omdat zij leerplichtig zijn. Wanneer zij na hun 16e nog geen startkwalificatie hebben, moeten zij tot 18 jaar onderwijs volgen. Een startkwalificatie is een diploma mbo-niveau 2 of hoger. Voor kinderen tussen 16 en 18 jaar wordt dit de kwalificatieplicht genoemd.
Omdat we veel klinisch relevante informatie uit anamnese, basisfunctieonderzoek, specifieke orthopedische tests, vragenlijsten en beeldvorming genereren en omdat veel van die informatie soms wel en soms niet bepalend is voor de actuele klacht van de patiënt met een musculoskeletale aandoening, is een goede kwaliteit van klinisch redeneren essentieel voor de professie fysiotherapie. Het ontwikkelen en gebruiken van ‘clinical decision support tools’ (CDST’s) leidt tot beter inzicht en meer transparantie in het klinisch redeneren. In dit artikel worden drie verschillende CDST’s beschreven: computergestuurde vragenlijsten, ‘clinical prediction rules’ (CPR’s) en theoretische modellen ondersteund door technologie. De drie beschreven voorbeelden betreffen de Start back screening tool (SBST), de Treatment based classification (TBC) en het concept klinisch redeneermodel voor schouderpijn van Stichting Schoudernetwerken Nederland (SSN). Duidelijk wordt dat de kwaliteit van de CDST’s nog te wensen overlaat, zeker de meer complexe vakinhoudelijke modellen die zijn ontwikkeld voor patiënten met lage rugpijn en schouderpijn blijken nog van onvoldoende kwaliteit. Dat neemt niet weg dat in de nabije toekomst het perspectief van betere modellen gekoppeld aan moderne technologie positief is. Bovendien helpt ook de ontwikkeling van een CDST de beroepsgroep in het aangeven van belangrijke klinische beslismomenten. En ook al is er sprake van een goede CDST, updaten van de kwaliteit blijft een belangrijk en doorgaand proces. Op die wijze toegepast fungeert het werken met CDST’s als een vliegwiel voor verbetering van de kwaliteit van fysiotherapeutisch klinisch redeneren.
Spasticiteit is een veelvoorkomend symptoom van uiteenlopende neurologische aandoeningen, zoals cerebrale parese, beroerte, multipele sclerose, traumatisch hersenletsel en dwarslaesie. Het wordt gekenmerkt door spierrigiditeit, verhoogde reflexen en kan leiden tot ernstige functionele beperkingen. De behandeling is complex, mede door de heterogene aard van de patiëntengroep.
In deze e-learning staan spasmolytica centraal: middelen die spierkrampen (spasmen) verminderen of opheffen. U krijgt inzicht in de werking en toepassing van deze medicatie bij verschillende vormen van spasticiteit.
BLOK A behandelt de fysiologie van spiertonus en de mechanismen achter spasticiteit. U leert hoe verstoringen in de normale regeling van spieractiviteit leiden tot spasticiteit.
In BLOK B worden de farmacotherapeutische opties besproken. U krijgt overzicht van de beschikbare middelen, hun werkingsmechanismen en toepassingsgebieden.
Deze nascholing helpt u beter geïnformeerde keuzes te maken bij de behandeling van patiënten met spasticiteit, passend bij hun individuele neurologische aandoening.
Spasticiteit, gekenmerkt door onwillekeurige spiercontracties en verhoogde spiertonus, is een veelvoorkomende en ingrijpende aandoening met uiteenlopende neurologische oorzaken zoals beroerte, multipele sclerose, cerebrale parese en dwarslaesie. De patiëntengroep is zeer heterogeen, maar de impact van spasticiteit op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven is bij velen groot. Behandeling vereist daarom zorgvuldige diagnostiek en een individueel afgestemde aanpak.
In deze nascholing wordt in BLOK A ingegaan op de fysiologie van spiertonus en de regulatie ervan, gevolgd door een bespreking van de verschillende verstoringen die spasticiteit veroorzaken. In BLOK B worden de beschikbare farmacotherapeutische behandelingen en hun indicaties besproken. Hierbij is ook aandacht voor het onderscheid tussen spasticiteit, dystonie, rigiditeit en contracturen, evenals de complexiteit van diagnostiek.
Met dit programma krijgt u als huisarts beter inzicht in de aard, impact en behandelopties van spasticiteit, inclusief de rol van spasmolytica. Hiermee bent u beter toegerust om deze patiënten effectief te begeleiden, samen met andere zorgverleners.
Perifeer zenuwletsel omvat alle aandoeningen waarbij schade ontstaat aan het perifere zenuwstelsel. In deze nascholing staat traumatisch en iatrogeen perifeer zenuwletsel centraal. Hoewel de incidentie van blijvend zenuwletsel beperkt is, komen de onderliggende trauma’s en medische ingrepen frequent voor. Het herkennen van bijkomend zenuwletsel is vaak lastig, terwijl de impact op het functioneren van patiënten groot en langdurig kan zijn.
Deze e-learning biedt praktische handvatten voor herkenning, diagnostiek en behandelopties, met aandacht voor de rol van de huisarts als verbindende schakel in de keten van zorg. Basiskennis over perifeer zenuwletsel helpt u patiënten gericht te begeleiden en samen te werken met neurologen, orthopeden, plastisch en traumachirurgen en revalidatieartsen.
Veelvoorkomende aandoeningen zoals het carpaletunnelsyndroom, ulnaropathie bij de elleboog en radiculopathieën worden in een vervolgmodule behandeld. De algemene concepten uit deze nascholing zijn echter ook daarop van toepassing.