Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
De beoordeling van arbeidsduurbelastbaarheid bij moeheid is vaak niet eenvoudig. Zeker als de moeheidsklachten medisch niet geheel kunnen worden verklaard. Er zijn wel handvatten te geven voor deze beoordeling. In dit artikel wordt ervoor gepleit om eerst informatie te verzamelen alvorens te oordelen. Een gedegen oordeelsvrije anamnese is hierbij de basis. Daarnaast zijn onder meer observatie, onderzoek van de cliënt en informatie van behandelaars van belang. Als alle informatie is verzameld, kan met behulp van instrumenten zoals wet- en regelgeving, richtlijnen, protocollen en collegiaal overleg worden beoordeeld of er een indicatie is voor een beperkte arbeidsduurbelastbaarheid van de cliënt. Tot slot komen factoren die kunnen pleiten voor een beperkte arbeidsduurbelastbaarheid bij onverklaarde moeheid aan bod.
Vermoeidheid kan vele oorzaken hebben en van invloed zijn op de dagelijkse activiteiten en de kwaliteit van leven die de persoon ervaart. Daarbij beïnvloedt het de efficiëntie op het werk en de veiligheid in het verkeer. Een van de oorzaken van vermoeidheid kan geneesmiddelgebruik zijn. Een handvat bij het herkennen hiervan is het Naranjo-algoritme. Vaak zijn de klachten van vermoeidheid door geneesmiddelen terug te brengen naar het gelijktijdig optreden van andere bijwerkingen waarbij vermoeidheid als symptoom optreedt. Bijwerkingencentrum Lareb ontvangt hiervan regelmatig meldingen. Zo worden vermoeidheidsklachten bij statines vaak samen met spierklachten of hepatische klachten gemeld, ontstaat vermoeidheid bij levothyroxine meestal door ontregeling van schildklierwaarden, treden vermoeidheidsklachten regelmatig op bij gebruik van antidepressiva en bètablokkers en is het bij protonpompremmers belangrijk alert te zijn op vitamine B12-deficiëntie en elektrolytenstoornissen. Bij de differentiaaldiagnostiek van een patiënt met vermoeidheidsklachten is het daarom belangrijk om te beseffen dat de klachten ook geneesmiddelgerelateerd kunnen zijn.
In het kader van dit nummer over ethiek en recht en palliatieve zorg interviewde ik twee ‘kinderartsen-plus’. Zowel Eduard
Sinds 1 januari 2017 wordt de DSM-5 in de zorg gebruikt en ook bedrijfs- en verzekeringsartsen hebben daarmee te maken. De DSM-5 is een classificatiesysteem met internationale afspraken over criteria voor psychische stoornissen op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. Het doel ervan is betrouwbare diagnostiek. In uw praktijk kunt u te maken krijgen met nieuwe criteria met betrekking tot verstandelijke beperking, de autismespectrumstoornis (ASS), depressie, posttraumatische stressstoornis (PTSS) en de aanpassingsstoornis. Er zijn drie meetinstrumenten opgenomen in de DSM-5, waarvan voor de verzekeringsarts de WHODAS 2.0 het belangrijkst is.
Lage rugpijn is een zeer frequente consultvraag in de eerstelijns gezondheidszorg: in 2013 bezocht 3,6 procent van de bevolking de huisarts voor lage rugpijn zonder uitstraling. Bij de fysiotherapeut heeft ongeveer 20 procent van de totale behandelpopulatie lage rugpijn. Een van de oorzaken van specifieke chronische lage rugklachten is axiale spondyloartritis (axSpA). Er is het afgelopen decennium veel veranderd voor patiënten met axSpA. Dit artikel geeft een overzicht van de recente ontwikkelingen op het gebied van axSpA, wat betreft de diagnostiek, de herkenning van de patiënten en de verschillende uitingsvormen van axSpA.
Hogeresolutie-echografie is een breed beschikbaar en niet-invasief diagnostisch instrument, waarmee erg praktische en klinisch relevante perifere zenuwen zijn te onderzoeken. Het heeft inmiddels een vaste rol bij de diagnostiek van mononeuropathieën, waarbij het deels het EMG kan vervangen (bijvoorbeeld bij CTS) maar ook belangrijke aanvullende informatie geeft ten aanzien van de lokalisatie en aard van de laesie. Dat is bijvoorbeeld mogelijk bij tenosynovitis in het geval van CTS, bij een ganglion of neurinoom (in geval van een ulnaropathie of peroneusneuropathie) of bij een relatie met callusvorming na botfractuur. Daarnaast biedt het de mogelijkheid tot snellere diagnose van axonotmesis/neurotmesis bij traumatisch zenuwletsel of iatrogeen letsel (o.a. relatie met schroef- en/of plaatmateriaal). Voorts lijkt er een belangrijke diagnostische rol te zijn weggelegd bij verdenking op een inflammatoire neuropathie, zoals bij chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) en multifocale motorische neuropathie (MMN). Mogelijk kan echografie in de nabije toekomst ook bij screening worden ingezet voor kinderen of familieleden van patiënten met een erfelijke neuropathie. Tot slot leent de echografie zich ook als hulpmiddel bij interventies, zoals lokale injecties met medicatie of technisch lastige lumbaalpuncties.