Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Jarenlang is intra-arteriële therapie (IAT) op experimentele basis en op relatief kleine schaal toegepast bij individuele
Dabigatran voor patiënten met myocardschade na niet-cardiale chirurgie; de MANAGE-trial | Spoedintubatie bij de moeilijke luchtweg: bougie versus tube met stylet | Peri-operatieve goal-directed therapy: wordt de patiënt er beter van?
De antistollingszorg is de laatste jaren volop in beweging. Voorheen waren patiënten die orale antistolling nodig hadden voor atriumfibrilleren of een veneuze trombo-embolie, aangewezen op vitamine K-antagonisten. Sinds 2009 zijn de DOAC’s op de markt gekomen; deze zijn geregistreerd voor de preventie en behandeling van een veneuze trombo-embolie of de preventie van embolie bij atriumfibrilleren. Omdat er meerdere behandelmogelijkheden zijn voor patiënten met atriumfibrilleren of een veneuze trombo-embolie, is het van belang alle betrokken hulpverleners op de hoogte te brengen van de keuze van het middel, zoals ook de LSKA 2.0 (Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling) adviseert. Dit geldt temeer bij omschakeling naar een ander antistollingsmiddel, waarbij men alert moet zijn op ongeoorloofde dubbelmedicatie.
Pasgeborenen uit risicogroepen worden gescreend op het ontstaan van een neonatale hypoglykemie. Behandeling van een
Seksueel grensoverschrijdend gedrag is een structureel en wereldwijd probleem. Verpleegkundigen krijgen hier bovengemiddeld vaak mee te maken. Het vormt een lastig en belastend deel van uw dagelijkse praktijk. U krijgt waardevolle tips om met dit gedrag om te gaan die direct toepasbaar zijn (en niet alleen in uw werk).
Het aantal patiënten met diabetes mellitus neemt enorm toe; boven de 65 jaar heeft al ongeveer 20% van de bevolking diabetes. Het merendeel hiervan (90%) heeft diabetes mellitus type 2. In de preoperatieve fase worden de orale bloedsuikerverlagende middelen niet gegeven op de dag van de operatie. Dit beleid geldt ook voor de nieuwe klassen bloedsuikerverlagende middelen, de DPP-4-remmers, de GLP-1-analogen en de SGLT2-remmers. Omdat de insulinebehoefte van een nuchtere bedlegerige patiënt lager is dan normaal, moeten insulinedoseringen preoperatief worden aangepast. Patiënten met een insulinepomp kunnen deze peroperatief doorgebruiken met een aangepaste basaalstand. De optimale behandeling van hyperglykemie – bij patiënten met of zonder diabetes mellitus – perioperatief of tijdens een IC-opname blijft een discussiepunt. De huidige consensus is dat hyperglykemie boven de 10 mmol/l behandeling behoeft en dat hypoglykemie zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Voor de postoperatieve zorg op zaal zijn basaalbolusregimes met subcutane insuline bewezen effectiever dan de sliding-scale-algoritmes met intraveneuze insuline.