Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Voorkeurshouding en plagiocefalie op de zuigelingenleeftijd komen de laatste vijftien jaar zeer frequent voor en zijn geassocieerd met de preventieve adviezen ten aanzien van wiegendood. Met behulp van een recent ontwikkelde objectieve meetmethode voor deze schedeldeformatie, plagiocefalometrie, kunnen de mate en ernst van deformatieve plagiocefalie en/of brachycefalie al vanaf de geboorte worden vastgelegd. Er is een causaal verband tussen de hanterings- en positioneringsgewoonten (slapen, voeden, spelen, verzorgen), de motorische ontwikkeling, de voorkeurshouding en schedeldeformatie. Protocollaire kinderfysiotherapie heeft, ten opzichte van de reguliere zuigelingenzorg, een bewezen effect op ontstaan en correctie van schedelasymmetrie. Het is belangrijk nieuwe evidence-based kennis te implementeren in de dagelijkse praktijk van alle kindgerichte professionals in de gezondheidszorg. Een landelijke, multidisciplinaire jgz-richtlijn Voorkeurshouding en plagiocefalie is in ontwikkeling.

In dit artikel wordt ingegaan op (acuut) hartfalen: wat is het en hoe komt het, hoe herken ik het, wat is de behandeling volgens de laatste richtlijn?

In de literatuur | Anamnese en onderzoek | Signalering en onderkenning | Diagnosestelling en periodieke screening | ICF en AAMR-model | Ervaringen van medewerkers in het ziekenhuis | Behandeling | Afstemming, coördinatie en multidisciplinaire aanpak | Informatie, instructie en begeleiding | Ondersteuning in het ziekenhuis | Conclusies | Referenties

In het kader van het thema van dit nummer, ‘kleine kwalen’, had de redactie gesprekken gepland over de relatie tussen kinderartsen en de jeugdgezondheidszorg met Pauline Verloove-Vanhorick en Willem Fetter, respectievelijk de vorige en de voorzitter van de nvk. Verloove suggereerde om ook Elise Buiting in het interview te betrekken, de voorzitter van de ajn. Voor het eerst in deze reeks leest u hier dan ook het commentaar op kindergeneeskundige zaken van een betrekkelijke buitenstaander.

Het probleem van de baby met een geïsoleerde ontwikkelingsachterstand, dat wil zeggen een ontwikkelingsachterstand in afwezigheid van een voor de hand liggende oorzaak zoals prematuriteit of een erfelijk syndroom, wordt gekenmerkt door onzekerheid. Bovenal onzekerheid over de betekenis van het verschijnsel. De onzekerheid is inherent aan de variatie in de normale ontwikkeling. Deze variatie komt voort uit de continue interactie tussen genen en omgeving. Een achterstand in ontwikkeling is daarom ook dan pas relevant, als het een achterstand in het bereiken van meerdere mijlpalen betreft. Of een dergelijke meer globale ontwikkelingsachterstand een pathologische achtergrond heeft, kan slechts door middel van een zorgvuldige anamnese en onderzoek worden bepaald. Dikwijls wordt het beeld pas in de loop van de tijd duidelijk. Het beleid bij ontwikkelingsachterstand bestaat uit de combinatie van stimulatie van de ontwikkeling – al dan niet onder begeleiding van een kinderfysiotherapeut – en het vervolgen ervan.

De niet-scrotale testis (nst) is een van de meest voorkomende urogenitale aandoeningen bij jongens. Tegenwoordig wordt de nst onderverdeeld in een aangeboren en een verworven vorm. Er is sprake van een aangeboren nst wanneer de testis vanaf de geboorte nóóit ingedaald is geweest. Een verworven nst daarentegen heeft aanvankelijk wél scrotaal gelegen, maar is op latere leeftijd niet meer scrotaal te brengen. Op basis van de huidige kennis dient orchidopexie bij de aangeboren nst in de tweede helft van het eerstelevensjaar plaats te vinden. Over de behandeling van de verworven nst kan nog geen eenduidig advies worden gegeven. Een aanzienlijk deel van deze verworven nst’s daalt rond de puberteit spontaan weer in, vandaar dat een expectatief beleid tot in de puberteit het meest voor de hand ligt. Prospectief longitudinaal onderzoek is noodzakelijk, evenals de herziening van de bestaande cbo-consensus Beleid bij de niet-scrotale testis.