Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Inleiding | Wat gebeurt er in het lichaam als de hoeveelheid glucose in het bloed daalt? | Oorzaken | Behandeling | Het hypogevoel of hypoglycemia unawareness | Schade | Referenties

Insulinepomptherapie is een vorm van intensieve insulinetherapie. Snelwerkende insuline wordt continu gedoseerd in wisselende hoeveelheden en door een subcutaan gelegen katheter afgegeven (de basale stand). Bij elke koolhydraatinname en bij een hoge bloedsuiker wordt ‘gebolust’ (extra insuline gegeven). De voordelen zijn flexibiliteit, reductie van ernstige hypo-mieën, de mogelijkheid om de basale insulinedosering per uur te programmeren en deze ook procentueel te verhogen en verlagen. De uitleesmogelijkheid van de pomp biedt een goed overzicht van gegeven insulinehoeveelheden en de bijbehorende glucosespiegels. Nadelen zijn dat de patiënt continu moet rondlopen met een pomp, de kosten en de snellere ontregeling bij pompdisfunctie. De pomp heeft alleen toegevoegde waarde als er frequent wordt gebolust. Goede indicaties voor pomptherapie zijn leeftijd onder de 5 jaar, frequente ernstige hypo-mieën, het dawn-fenomeen, spuitangst, gedragsproblemen en een beperkte kwaliteit van leven bij insuline spuiten. Slechte metabole regulatie alleen is niet voldoende indicatie voor pomptherapie. Voorwaarden voor het slagen van insulinepomptherapie is een multidisciplinair team met directe 24-uurs telefonische bereikbaarheid, ervaring en (na)scholing.

Inleiding | Hoeveel gas is samengeperst in de cilinder? | Na hoeveel tijd leeg? | Leeg is leeg? | Intermezzo: omrekenen van druk | Vloeibare gassen | Referenties

Gedragsproblemen komen vaak voor bij mensen met dementie en kunnen leiden tot vervroegde opname in verpleeghuizen. Gedragsproblemen zijn alle gedragingen van de patiënt die door de patiënt en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar worden ervaren.
De volgende gedragsproblemen komen vaak voor: agitatie, angst, apathie, depressie, hallucinaties en wanen, ontremming en slapeloosheid. Na een zorgvuldige analyse van de situatie waarin het gedrag zich voordoet, kan een plan op maat worden opgesteld. In dit plan kunnen evidence-based interventies worden opgenomen zoals: reminiscentie, muziek, snoezelen, activiteitenprogramma. Ook blijkt het trainen van mantelzorgers in het omgaan met gedragsproblemen en het trainen van zorgverleners in communicatievaardigheden effectief.

In deze casus presenteren wij een patiënt met een graad iv-decubitus ter hoogte van het rechter zitbeen. Dit leidde uiteindelijk tot een buitengewoon ernstige aantasting van het botweefsel in het heupgewricht en het kleine bekken. De kans op een dodelijke infectie was van dien aard, dat besloten werd tot een radicale ingreep.
De patiënt in deze casus heeft een onderbreking van de zenuwbanen naar de onderste lichaamshelft ten gevolge van een spina bifida (open rug). In de bespreking van de casus gaan we in op het bijzondere karakter van de preventie en op de behandeling van decubitus bij patiënten met een verworven dwarslaesie of spina bifida. Een dwarslaesie is een verworven onderbreking van de zenuwbanen naar de onderste lichaamshelft door een trauma of ziekte. Bij een spina bifida of open rug is er sprake van een aangeboren onderbreking van de zenuwbanen naar de onderste lichaamshelft door onvoldoende sluiting van de neurale buis bij de ontwikkeling van de ruggengraat.
De preventie van decubitus is een continu en levenslang proces, waarvoor de patiënt zelf (en/of mantelzorg) in belangrijke mate verantwoordelijk is. Om de patiënt hierop voor te bereiden is een goede methodische aanpak en een goede relatie met de patiënt noodzakelijk.

Wanneer conservatieve therapie bij kinderen met functionele obstipatie faalt, wordt geadviseerd om behandeling met laxantia te starten. De meest gebruikte laxantia zijn polyethyleenglycol (peg) en lactulose. Er is één valide systematische review over de medicamenteuze behandeling van obstipatie bij kinderen. Wetenschappelijk bewijs voor het effect van laxantia bij kinderen jonger dan 1 jaar ontbreekt. Bij kinderen ouder dan 1 jaar zijn vijf rct’s verricht die peg vergelijken met lactulose. peg heeft een hoger behandelsuccespercentage dan lactulose, hoewel dit niet altijd goed gedefinieerd was. Voor wat betreft defecatiefrequentie is er tegenstrijdig bewijs: enkele studies laten een significant hogere defecatiefrequentie zien in de peg-groep en andere studies vinden geen significant verschil tussen beide groepen. peg heeft op de korte termijn minder bijwerkingen dan lactulose. De studies zijn uitgevoerd in de tweede en derde lijn, waardoor het de vraag is of de resultaten toepasbaar zijn in de eerste lijn. Bij het tot stand komen van de uiteindelijke aanbeveling speelden naast de evidence uit de literatuur ook overige overwegingen een rol, zoals het feit dat met lactulose meer ervaring is opgedaan en dat de langetermijnbijwerkingen van peg onbekend zijn.
Oraal lactulose en peg zijn gelijkwaardige middelen van eerste keuze bij kinderen ouder dan 1 jaar met functionele obstipatie. Bij kinderen jonger dan 1 jaar wordt geadviseerd om lactulose als eerste keus te gebruiken.