Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
De klinische presentatie van systemische auto-immuunziekten kan zeer uiteenlopend zijn, waardoor het soms lastig is om een diagnose te stellen. De aanwezigheid van antinucleaire antistoffen (ANA) kan bijdragen aan het diagnosticeren van systemische auto-immuunziekten. Op zichzelf is het echter een aspecifieke bevinding met een brede differentiaaldiagnose. Ook bij gezonde kinderen wordt regelmatig een positieve ANA gevonden, terwijl het merendeel geen auto-immuunziekte heeft of ontwikkelt. Daarom is het van groot belang dat een ANA0test alleen wordt aangevraagd bij een klinische verdenking op een systemische auto-immuunziekte. Een positieve ANA kan verder worden gespecificeerd door de aanwezigheid van antistoffen tegen anti-dsDNA en anti-extraheerbare nucleaire antigenen (ENA) te bepalen. Een combinatie van een positieve ANA plus anti-dsDNA- en/of anti-ENA-antistoffen is specifieker voor een systemische auto-immuunziekte dan een op zichzelf staande positieve ANA zonder uitsplitsing. In dergelijke gevallen moet altijd worden overlegd met een kinderreumatoloog. Bij de diagnose jeugdreuma is een positieve ANA voldoende om als risicofactor te gelden voor het ontwikkelen van uveïtis.

Anesthesioloog dr. Christiaan Keijzer zag tijdens zijn opleiding veel verbeterpunten. Al snel wist hij dat hij zelf opleider wilde worden. Dat is Keijzer inmiddels al heel wat jaren in het Radboudumc in Nijmegen, en niet onverdienstelijk: in 2019 werd hij benoemd tot beste opleider van Nederland.

Een echogeleide blokkade van de nervus maxillaris voor schisischirurgie is opiaatsparend en goed toepasbaar in de dagelijkse praktijk bij jonge patiënten die voor sluiting van het gehemelte worden geopereerd. Verschillende technieken van deze locoregionale anesthesietechniek worden besproken.

Basisartsen hebben tegenwoordig meer dan ooit vragen over hun medische specialistische vervolgopleidingen (MSVO), co-schappen en anios-schappen. Ze vragen zich bijvoorbeeld af: ‘Kan ik met dit specialisme later de arts zijn die ik wil zijn en tegelijkertijd de mens, partner, ouder enzovoort die ik wil zijn?’ Met andere woorden: ‘Is dit vak geschikt voor mij?’. Ook kunnen ervaringen tijdens de MSVO bij aiossen twijfels oproepen en vragen als: ‘Ben ik wel geschikt voor dit vak?’.
Daarnaast, of in samenhang met deze vragen, kan het tijdens de opleiding voorkomen dat bepaalde competenties niet voldoende worden ontwikkeld. Dit kan extra aandacht en aansturing vereisen en in het uiterste geval zelfs leiden tot beëindiging van de opleiding van de aios.
Het doel van dit artikel is om bewustwording te creëren rond deze vragen en problemen. We belichten het perspectief van de aios en de supervisor (inclusief de rol van mentor) en de rol van de opleider als coach en facilitator van de opleiding, naast hun formele rol als beoordelaar.

Patiënten met een herseninfarct door een cardiale emboliebron hebben vaker ernstigere symptomen, een hogere kans op een recidief herseninfarct en een slechtere functionele uitkomst dan patiënten met een herseninfarct door een andere oorzaak. Deze patiëntengroep heeft doorgaans een indicatie voor anticoagulantia in plaats van trombocytenaggregatieremmers. De huidige diagnostiek naar een cardiale emboliebron in Nederland bestaat uit een ECG, ritmemonitoring en cardiale beeldvorming middels transthoracale echografie. In de praktijk wordt de echo regelmatig niet, of pas dagen tot weken na het herseninfarct verricht met een groot risico op een diagnostisch delay. Een CT-scan van het hart als onderdeel van het acute scanprotocol is een modaliteit die kan leiden tot snellere en betere detectie van een cardiale emboliebron. Wereldwijd groeit het aantal ziekenhuizen dat CT-hart implementeert in hun acute scanprotocol. Met de toenemende ervaring kan de waarde van de CT-hart steeds beter ingeschat worden en lijkt het een veelbelovende modaliteit voor het optimaliseren van de beroertezorg. Er moeten echter nog stappen worden ondernomen om de waarde te evalueren in het kader van value-based healthcare, zoals het minimaliseren van scantijden en het scholen van zorgpersoneel.

Platelet-rich of plaatjesrijk plasma (PRP) verwijst naar een suprafysiologische concentratie van bloedplaatjes in het serum. PRP is een behandeltechniek die valt onder de regeneratieve geneeskunde en in populariteit groeit voor de behandeling van pijn bij musculoskeletale aandoeningen. Er zijn echter nog te weinig gegevens uit gerandomiseerde klinische studies om definitieve conclusies te trekken over de waarde van deze behandelmethode bij deze aandoeningen; daarom is de behandeling met PRP-injecties nog niet opgenomen in de richtlijn Wervelkolomgerelateerde pijnklachten van de lage rug. Op grond van enkele recente onderzoeken met veelbelovende resultaten wordt in de praktijk een toename gezien van klinische vraag en toepassing van PRP-injecties. In dit artikel wordt een beknopte bespreking gegeven van PRP en de recente ontwikkelingen in de toepassing bij de behandeling van chronische lage rugpijn.