Nascholing voor en door zorgprofessionals

Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!

Hoe werkt deze Academy?

Nascholing voor zorgprofessionals

Gesorteerd op nieuw - oud
Medicatieovergebruikshoofdpijn Lees meer over Medicatieovergebruikshoofdpijn Medicatieovergebruikshoofdpijn
Medicatieovergebruikshoofdpijn (MOH) is een veelvoorkomende aandoening, die zeer beperkend is voor de kwaliteit van leven. Het is gedefinieerd als hoofdpijn op ≥ 15 dagen per maand, met regelmatig overgebruik van acute hoofdpijnmedicatie, gedurende ≥ 3 maanden. Regelmatig overgebruik is inname van simpele analgetica op ≥ 15 dagen per maand, triptanen op ≥ 10 dagen per maand, combinaties van triptanen en simpele analgetica op ≥ 10 dagen per maand. Een van de mogelijke onderliggende mechanismen van MOH is een veranderde pijnperceptie door centrale sensitisatie.
Fantoompijn na een beenamputatie Lees meer over Fantoompijn na een beenamputatie Fantoompijn na een beenamputatie
Fantoompijn is een veelvoorkomend probleem bij patiënten na een beenamputatie. Om fantoompijn in de verpleegkundige praktijk te herkennen, worden in dit artikel de kenmerken van en verschillen tussen fantoompijn, fantoomsensaties en stomppijn uitgelegd. De factoren die mogelijk van invloed zijn op het ontstaan en het beloop van fantoompijn komen hier ook bij aan bod. Het tweede gedeelte van het artikel is gericht op de (para)medische en verpleegkundige behandelmogelijkheden en aandachtspunten bij fantoompijn, waarbij de focus ligt op de uitvoering van spiegeltherapie.
Het niet-pluisgevoel Lees meer over Het niet-pluisgevoel Het niet-pluisgevoel
Spoed Interventie Teams (SIT) worden meestal opgeroepen op basis van afwijkende vitale functies. Verpleegkundigen herkennen verslechtering echter vaker door een niet-pluisgevoel dan op basis van routinematig meten van vitale functies. Het niet-pluisgevoel kan lastig onder woorden te brengen zijn. Uit literatuuronderzoek blijkt dat aan het niet-pluisgevoel verschillende signalen ten grondslag liggen, die zijn samengevat in negen indicatoren opgenomen in de Dutch-Early-Nurse-Worry-Indicator-Score (DENWIS). Alle indicatoren tonen een significant verband met de samengestelde uitkomstmaat ongeplande opname op een bewakingsafdeling of onverwacht overlijden. DENWIS-indicatoren toegevoegd aan een Early Warning Systeem, gebaseerd op afwijkende vitale functies, verbeteren voorspelling van de uitkomstmaat. Bovendien wordt het risico op deze uitkomsten door de DENWIS en het niet-pluisgevoel al in een vroeg stadium voorspeld. De DENWIS geeft verpleegkundigen een instrument in handen om gestructureerd en volledig signalen van verslechtering te rapporteren en te communiceren en kunnen bijdragen aan het voorkomen van verdere verslechtering.
Chronische inflammatoire darmziekten op kinderleeftijd Lees meer over Chronische inflammatoire darmziekten op kinderleeftijd Chronische inflammatoire darmziekten op kinderleeftijd
Chronische inflammatoire darmziekten (inflammatory bowel disease; IBD) omvatten de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. IBD komt wereldwijd steeds vaker voor, vooral op jonge leeftijd. Dit lijkt samen te hangen met de westerse levensstijl. Presenterende klachten kunnen buikpijn en diarree zijn, maar ook langdurige moeheid of een afbuigende lengtegroei. De diagnose wordt gesteld op basis van anamnese, bevindingen bij lichamelijk onderzoek, endoscopie, radiologie en histologie. Om IBD tijdig te herkennen zijn een gedegen kennis van en alertheid op deze aandoening en de alarmsymptomen noodzakelijk. Bij de verdenking IBD op kinderleeftijd is het van belang de patiënt te verwijzen naar de kinderarts-MDL voor aanvullende diagnostiek zoals endoscopie van het maag-darmkanaal. De behandeling bestaat uit immuunsuppressie, waarbij wordt gestreefd naar mucosaal herstel. Omdat IBD een levenslange aandoening is, dient transitiezorg een integraal onderdeel te zijn van goede zorg voor adolescenten met IBD.
Trigeminale autonome cefalalgieën Lees meer over Trigeminale autonome cefalalgieën Trigeminale autonome cefalalgieën
Trigeminale autonome cefalalgieën worden gekenmerkt door ernstige, kortdurende aanvallen van unilaterale hoofdpijn die gepaard gaat met ipsilaterale craniale autonome verschijnselen. Binnen deze groep worden verschillende hoofdpijnsyndromen onderscheiden. Clusterhoofdpijn is hiervan de meest voorkomende aandoening. In de differentiële diagnose staan verder paroxismale hemicranie, hemicrania continua en de short-lasting unilateral headache attacks. Het herkennen én het onderscheiden van de verschillende syndromen binnen de trigeminale autonome cefalalgieën kan erg lastig zijn, maar het stellen van de juiste diagnose is belangrijk, aangezien de behandeling van de verschillende hoofdpijnsyndromen substantieel verschilt. Het onderscheid tussen de verschillende hoofdpijnsyndromen is voornamelijk gebaseerd op verschillen in aanvalsduur en -frequentie. De reactie op behandeling kan ondersteunend zijn bij het stellen van de diagnose. Het afnemen van een adequate anamnese is essentieel, want het is niet mogelijk de diagnose te bevestigen door middel van beeldvormend of laboratoriumonderzoek. In dit artikel worden de verschillende trigeminale autonome cefalalgieën en de behandelmogelijkheden besproken.
Richtlijnen Lees meer over Richtlijnen Richtlijnen
Multidisciplinaire richtlijnen zijn niet meer weg te denken uit de gezondheidszorg. Richtlijnen ondersteunen evidence-based werken, waarbij de beste beschikbare wetenschappelijke literatuur wordt gecombineerd met de expertise van de professional en de expertise en voorkeuren van patiënten. Richtlijnen staan boven in de piramide van evidence (nog boven systematische reviews), maar dit gaat alleen op als het een richtlijn van goede kwaliteit betreft. Om de methodologische kwaliteit van een richtlijn te controleren, wordt de internationale standaard AGREE-II gebruikt. Dit gevalideerde instrument beoordeelt de kwaliteit van een richtlijn met 23 items in zes domeinen. Werken volgens richtlijnen is een middel om goede patiëntenzorg te kunnen leveren. De verpleegkundige en verpleegkundig specialist moeten echter aandacht hebben voor de kwaliteit van de richtlijn om de kwaliteit van de aanbevelingen op waarde te kunnen schatten.