Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Floor Bols werkte vier jaar als specialist ouderengeneeskunde in het palliatief team van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. De onduidelijkheid over haar rol en de eenzaamheid van haar positie deed haar uiteindelijk besluiten het ziekenhuis te verlaten. Maar ze ziet het ook als een leerzame periode, waarin ze haar vak in het ziekenhuis bekender maakte en het palliatief team een boost gaf. En: ‘Ik heb weer heel veel waardering voor mijn vak gekregen.’

In een kleinschalige woonvorm voor ouderen aan de rand van de stad bezoek ik mevrouw De Vries, een vrouw die met haar 92 jaar meer heeft meegemaakt dan de meeste mensen zich kunnen voorstellen. Haar dunne handen rusten in haar schoot, haar ogen fonkelen nog steeds als ze praat. Ondanks haar fragiele lichaam en de zorgafhankelijkheid die haar dagelijks leven bepaalt, is ze een bron van inspiratie voor iedereen om haar heen. Want waar anderen slechts een oude vrouw zien, schuilt in haar een levensles die we allemaal kunnen gebruiken: de kracht van kwetsbaarheid en de waarde van aandacht.

The World Health Organization adviseert interprofessionele samenwerking (IPS) in de zorg, om beter in te spelen op complexere patiëntbehoeften. Op verpleegafdelingen wordt meestal multidisciplinair samengewerkt. Hoe kunnen teams IPS aanleren? Een veelbelovende aanpak is het organiseren van interprofessionele patiëntbesprekingen (IPPB). In een ‘evidence-based quality improvement’ project is gekeken naar het effect op leren samenwerken en de ervaring van artsen, verpleegkundigen en patiënten. Hieruit bleek dat zo’n bespreking positief werkt om vaardigheden aan te leren, haalbaar is in de praktijk en positief wordt ervaren door zowel patiënten als zorgprofessionals.

Risicofactoren voor diabetes type 2 en hart- en vaatziekten zijn vaak tegelijkertijd aanwezig bij mensen met overgewicht en obesitas. Deze overlappende risicofactoren samen worden aangeduid als het metabool syndroom en zijn een duidelijk extra risico op ziekte. In dit artikel wordt uitgelegd wat het metabool syndroom is en hoe dit syndroom te herkennen en te behandelen is.

Farmacogenetica is al jaren in opkomst en wordt door sommigen gezien als hét hulpmiddel voor geïndividualiseerde zorg. Ook de zogenoemde DNA-medicatiepas is al meerdere keren in het nieuws geweest. Op basis van DNA-onderzoek kan een persoonlijk medicatieadvies worden gegeven. Zo kan een dosering worden aangepast, of kan er worden gekozen voor een ander geneesmiddel om bijvoorbeeld ernstige bijwerkingen te voorkomen. De uitkomst van het DNA-onderzoek wordt vermeld op een pas die de patiënt na het onderzoek krijgt en die bij het bezoek aan arts en apotheker kan worden gedeeld. Maar hoe nuttig is zo’n DNA-medicatiepas nu precies? En waar kun je die dan precies voor gebruiken? In dit artikel belichten we kort de achtergrond van farmacogenetica, hoe het nu al wordt toegepast in de zorg voor volwassenen, en in hoeverre het toepasbaar is in de kindergeneeskundige praktijk.

Iedereen is kwetsbaar voor misinformatie. Deze kwetsbaarheid betreft niet alleen (ouders van) patiënten maar ook onszelf. Of het nu gaat om foutieve of niet reproduceerbare wetenschappelijke publicaties, of om nieuwsberichten over een uitbraak van bedwantsen in de metro van Parijs. Vatbaarheid voor misinformatie wordt bepaald door verschillende factoren. Denk hierbij aan angst, (bijvoorbeeld voor bijwerkingen), iemands identiteit (met welke groep identificeer ik mij, welke waarden en normen passen hierbij?), sociale exclusie (doe ik gelijkwaardig mee?), vertrouwen (hebben (overheids)instanties het goed met mij voor?) en politieke context (polarisatie in de samenleving vergroot mogelijk de gevoeligheid voor misinformatie).
Misinformatie, desinformatie, en nepnieuws vormen een probleem in de maatschappij, iets wat wij als zorgverleners ook in de spreekkamer bemerken. Deze vormen van misleidende en onjuiste informatie kunnen tot onrust en onzekerheid leiden bij (ouders van) patiënten, met potentieel schadelijke gevolgen. Het gebruik van sociale media zorgt voor snelle verspreiding van desinformatie en nepnieuws. Door de veelheid aan informatie en het selectief aanbieden van berichten door het gebruik van algoritmen is misinformatie steeds moeilijker te herkennen. Daarnaast zijn mensen eerder geneigd informatie te onthouden die ze vaker hebben gehoord en waar ze dus vertrouwd mee zijn (illusoire waarheidseffect).
Het is belangrijk dat wij als kinderartsen weten wat onze eigen overtuigingen zijn én wat die van onze patiënten, vooral als die overtuigingen in conflict komen met elkaar en het belang van het kind. Door kritisch te blijven en nieuwsgierig naar waar berichtgeving vandaan komt, en door op feiten gebaseerde informatie te geven, kunnen we desinformatie in de spreekkamer weerleggen (debunken) en ouders en patiënten alert maken op hoe zij nepnieuws kunnen herkennen (prebunken). Door de zorgen van mensen te erkennen en serieus te nemen zullen ze meer openstaan voor een gesprek hierover.