Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Er meldt zich een vrouw op de poli die dorstig is en klaagt over een droge mond. Ze drinkt tot vier liter water per dag. Wat is er aan de hand? Om tot de juiste diagnose te komen volgt een proces van klinisch redeneren. Wat is haar voorgeschiedenis? Welke medicatie gebruikt zij? Kan het aan de medicatie liggen? Wat zijn de oorzaken van dorst en veel drinken? Wat blijkt uit het lichamelijk onderzoek en welke aanvullende onderzoeken zijn nodig? Stap voor stap gaat u richting diagnose en behandeling.

Ten behoeve van de individualisering van de (duur van de) opleiding worden medische vervolgopleidingen herzien van ‘timebased’ naar ‘activity-based’: niet een vaste tijd is bepalend voor de lengte van de opleiding, maar de snelheid waarmee een aios de benodigde beroepsactiviteiten en competenties verwerft. Ervaren opleiders en aios hebben in het opleidingsplan de beroepsactiviteiten en benodigde competenties vertaald naar Entrustable Professional Activities (EPA’s). EPA’s zijn de dagelijkse beroepsactiviteiten van de specialist die de bouwblokken van de opleiding vormen. De EPA’s en daarbij behorende bekwaamverklaringen helpen opleiders bij het vooraf en tussentijds vaststellen van wat een specialist in opleiding al kan en welke mate van supervisie nodig is. Door de opleiding zo op te delen in afzonderlijk te beoordelen eenheden, kunnen aios per EPA bekwaam verklaard worden. Als de aios bekwaamverklaringen heeft voor alle EPA’s én alle opleidingsonderdelen heeft gehaald, mag hij zich specialist noemen. Ook voor de opleiding anesthesiologie zijn EPA’s in ontwikkeling.

Anesthesie-gerelateerde mortaliteit en morbiditeit zijn sinds de eerste rapportages van patiënten die in de perioperatieve periode overleden sterk gedaald door de toename van veiligheidsprocedures in het perioperatieve proces. De incidentie van anesthesie-gerelateerde mortaliteit en morbiditeitis lastig te bepalen. Geschat wordt dat anesthesie-gerelateerde mortaliteit tussen 1970 en 1990-2000 met een factor 10 is afgenomen; de incidentie van ernstige anesthesie-gerelateerde morbiditeit ligt tussen de 15-1872 per miljoen anesthesiologische procedures. Anesthesie-gerelateerde mortaliteit wordt veroorzaakt door respiratoire complicaties, luchtwegproblematiek, hemodynamische instabiliteit, overdosering en bijwerkingen van anesthetica; menselijke fouten dragen voor 68% bij, waarbij communicatie en apparatuur een belangrijke rol spelen. Om de anesthesiologische zorg verder te verbeteren, dient de anesthesiologische ketenzorg geoptimaliseerd te worden door maatwerk en precision and personalized care. Om menselijk falen terug te dringen zijn crew resource management en simulatietrainingen van belang.

Niet-alcoholische leververvetting (NAFLD) is een veelvoorkomende complicatie van obesitas en overgewicht. Het is niet alleen een leverziekte maar ook een risicofactor voor diabetes type 2 en hart- en vaatziekten. Screening op NAFLD door het bepalen van alanineaminotransferase (ALAT) wordt geadviseerd bij kinderen met obesitas vanaf de leeftijd van 10 jaar. Bij verhoogde ALAT-waarden kan meestal het effect van een gecombineerde leefstijlinterventie worden afgewacht. Bij aanhoudend matig of sterk verhoogde ALAT-waarden en bij initieel aanwezige extra risicofactoren is aanvullend onderzoek naar andere leverziekten en tekenen van leverfibrose geïndiceerd. Om een screeningsresultaat goed te kunnen interpreteren, imoet men zich realiseren dat ALAT slechts beperkte gevoeligheid heeft voor het detecteren en stageren van NAFLD. Momenteel is er nog geen medicamenteuze behandeling voor NAFLD en is intensiveren van de leefstijlinterventie de enige beschikbare behandeling bij NAFLD.

De presentatie van rectaal bloedverlies is sterk wisselend, van een paar druppels bloed na de defecatie tot massaal bloedverlies met verschijnselen van shock. Ook de oorzaken zijn divers, de differentiaaldiagnose wordt vooral bepaald door de leeftijd van het kind. Vaak geven anamnese en lichamelijk onderzoek al aanwijzingen over de locatie van het bloedverlies en de onderliggende aandoening. Dit artikel bespreekt naast de aandachtspunten bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek de differentiaaldiagnose naar leeftijd, de diagnostische mogelijkheden en de behandeling bij rectaal bloedverlies.

De differentiële diagnose van slikstoornissen is zeer uitgebreid en moet in samenwerking tussen neuroloog en KNO-arts worden uitgewerkt. Het is zinvol om onderscheid te maken tussen vier slikfasen om tot een diagnose en een behandelbeleid te komen. Voor de neuroloog zijn de mogelijkheden myogeen, neuromusculaire overgangsstoornis, perifeer neurogeen en centrale sturingsstoornis. In dit artikel worden fysiologie van het slikken, centrale sturing, oorzaken en behandeling besproken. Enkele veelvoorkomende neurologische ziektebeelden worden uitgelicht. Belangrijk is om slikstoornissen, al worden ze niet door iedereen spontaan gemeld, vroegtijdig te onderkennen.