Physios
Praktijkgerichte nascholing voor de fysiotherapeuten
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?
Abonneer nu!
Alle collecties van Physios
Gesorteerd op nieuw - oud
Fysiotherapie en rompstabiliteit lijken in de hedendaagse praktijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Rompstabiliteit, of core stability, is een hot item in de fysiotherapie en de (sport)revalidatie. Er bestaat echter discussie over wat het begrip precies inhoudt en hoe rompstabiliteit te meten is. Bij het testen van rompstabiliteit is het belangrijk is dat een test niet alleen inzicht geeft in de neuromusculaire controle van de lokale stabiliserende musculatuur, maar ook informatie geeft over de kracht en het krachtuithoudingsvermogen van de grote spiergroepen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de verworven kennis uit elektromyografisch onderzoek. Dergelijk onderzoek geeft immers meer inzicht in de gebruikelijke spieractivatiepatronen tijdens verschillende oefeningen. Bovendien is het belangrijk dat de rompstabiliteit zowel in statische als dynamische situaties wordt getest, omdat dit het meest overeenkomt met de bewegingen die de patiënt uitvoert in het dagelijkse leven, in werk en bij sport.
De fysiotherapeut en trainer kunnen de revalidatie en training uitwerken op basis van wetenschappelijke kennis (evidence-based) of op basis van ervaring (best practice). Er is onderscheid te maken in oefenprogramma’s die gericht zijn op revalidatie, preventie of prestatie. Dit artikel beschrijft hoe bestaande praktijkinzichten en kennis uit de literatuur te combineren zijn om tot een aantal uitgangspunten te komen die als leidraad kunnen dienen voor het samenstellen van programma’s die gericht zijn op het trainen van de core.
Frictietherapie is te omschrijven als een methode waarbij de therapeut op het weefsel, onder een bepaalde druk, een repeterende beweging met de duim, wijsvinger of elleboog maakt. Het doel is hiervan is het weefsel te beïnvloeden, met als aanleiding hypertonie, verminderde ROM, veranderd eindgevoel van een gewricht, geïrriteerde pezen, geïrriteerd kapsel en/of geïrriteerde ligamenten. Enkele parameters van deze therapie zijn de druk die op het weefsel wordt toegepast, de duur van de fricties, de frequentie van de fricties en richting van de fricties. Daarnaast is van belang of het te frictioneren weefsel op rek staat of juist verkort is. Dit artikel beschrijft de toepassing van frictietherapie en geeft een kader waarmee een fysiotherapeut aan de slag kan met deze methode.
Het is al eeuwen bekend dat ons bewegingsapparaat, net zoals dat van vele andere organismen, zich uitermate efficiënt aanpast aan de mechanische belasting die het ondergaat. Deze relatie tussen mechanische stimuli en weefseldifferentiatieprocessen wordt onderzocht in een nieuw (of hernieuwd) wetenschapsgebied: de mechanobiologie. Dit artikel bespreekt de invloed van de mechanobiologie op het mechanisch steunweefsel en geeft een overzicht van de diverse weefseladaptaties die zich afspelen in ons lichaam. Een verdieping in de theorie van dit continue adaptatieproces geeft een belangrijke legitimatie voor het fysiotherapeutisch handelen, aangezien fysiotherapeuten dagelijks bezig zijn met het toedienen van mechanische stimuli op het bewegingsapparaat. Hierdoor kan het wetenschapsgebied der mechanobiologie in de toekomst van essentieel belang zijn voor het fysiotherapeutisch vakgebied.
Schouderklachten komen veel voor in de fysiotherapeutische praktijk. Vaak is het lastig om een goede diagnose te stellen en wordt een fysiotherapeutische behandeling gestart op basis van aannames en hypotheses. Er is geen eenduidig beleid (lees ook: richtlijn) wat betreft de plaats van echografie bij schouderklachten. Fysiotherapeuten doen zelf in toenemende mate aan echodiagnostiek of verwijzen anders hun patiënt naar de huisarts voor een echo-onderzoek. Op welk moment in het behandeltraject dit zinvol is, is niet bekend. Evenmin is duidelijk in hoeverre het verrichten van echografisch onderzoek invloed heeft op het (fysiotherapeutisch) behandelbeleid. Een stevige bodem voor meer evidence-based handelen op dit terrein is gelegd door Ottenheijm en mede-onderzoekers.1 Zij publiceerden in oktober 2010 een uitgebreide review annex meta-analyse over de diagnostische waarde van echografie bij subacromiale klachten van de schouder.
Letsels van de voorste kruisband (VKB) komen meestal voor bij pivoterende sporten zoals voetbal, hockey, korfbal en zaalsporten. Patiënten krijgen vaak het advies om de VKB te laten reconstrueren omdat ze anders slijtage van de knie krijgen. Het ontstaan van knie-artrose (gonartrose) na een VKB-ruptuur is echter een multifactorieel proces. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het risico op röntgenologische artrose van de knie gelijk is bij patiënten met en zonder reconstructie van de VKB. De in de praktijk vaak gemaakte opmerking ‘U moet uw voorste kruisband laten reconstrueren, anders krijgt u slijtage van de knie’ is onjuist. Indicaties voor een VKB-reconstructie van de knie zijn klachten van invaliderende functionele instabiliteit, bij het hechten van een meniscusruptuur en de wens tot pivoterende (sport)activiteiten.