Physios
Praktijkgerichte nascholing voor de fysiotherapeuten
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?
Abonneer nu!
Alle collecties van Physios
Gesorteerd op nieuw - oud
Dit artikel sluit aan op het eerste deel van de serie 'Allemaal mensen', en gaat in op valkuilgedrag dat een meer permanent en structureel karakter krijgt. Als je onder druk staat of uitgedaagd wordt, dan heb je de neiging om het gedrag dat bij je past en waar je goed in bent, sterker en nadrukkelijker te vertonen. Als je, door ervaringen uit je vroege jeugd, je continu niet op je gemak voelt en het idee hebt dat je jezelf krachtiger moet profileren, dan kom je terecht in valkuilgedrag. Het voortdurende gevoel jezelf krachtiger neer te moeten zetten maakt dat er minder gedragsalternatieven overblijven, waardoor je meer rigide (en dus minder flexibel) wordt in je manier van doen. Hierdoor blijft er voor de omgeving minder ruimte over om te manoeuvreren en raakt de balans verstoord. Als dit gedrag zo structureel is dat het deel uitmaakt van je persoonlijkheid, dan is het in wezen een persoonlijkheidsstoornis.
Het acuut compartimentsyndroom (ACS) is een acuut ontstane verhoogde druk in een aangedaan spiercompartiment. Om weefselversterf te voorkomen is snelle diagnostiek van groot belang. De diagnose wordt gesteld door middel van de vier P's. Bij het vermoeden van het ACS is chirurgisch ingrijpen geboden. Een fasciotomie is de enige remedie. Het sluiten van de wond kan op verschillende wijzen gebeuren: spontaan, door middel van veters, met een VAC-pomp of huidtransplantatie. Dit artikel beschrijft het medisch handelen bij het ACS van het onderbeen.
Het gebruik van koudeapplicaties (ijs) in de acute fase bij musculair letsel is een algemeen geaccepteerde behandelmethode. Er bestaat echter een kloof tussen theorie en praktijk. De wetenschappelijke onderbouwing van het nut van koudeapplicaties bij musculaire letsels is mager. In dit artikel wordt eerst een aantal begrippen behandeld, waarna dieper wordt ingegaan op het verklaringsmodel voor het veronderstelde positieve effect op het herstel van spierweefsel. Door een ander perspectief te nemen en eens goed te kijken naar de aannames blijkt dat er voor een optimale behandeling met koude vier parameters zorgvuldig op elkaar afgestemd moet worden. De vraag is of dit in de praktijk wel mogelijk is.
Enkelletsels worden veel gezien in de fysiotherapeutische praktijk. Naast de KNGF-richtlijn Enkelletsel is in 2011 een multidisciplinaire richtlijn Acuut lateraal enkelbandletsel verschenen, op initiatief van het KNGF. Volgens de werkgroep van deze richtlijn is het lastig om op basis van de aanwezige evidence eenduidige conclusies te trekken over de zin van oefentherapie na enkelletsel. Een conclusie is wel dat oefentherapie zorgt voor afname van het aantal recidieven. De inhoud van de oefentherapie is in de richtlijnen globaal omschreven. De vraag is of de globale omschrijving overeenkomt met de dagelijkse praktijk. Is globale oefentherapie op een oefentol voldoende voor een goed eindresultaat of kan de fysiotherapeut beter presteren? In dit artikel wordt eerst een algemeen kader rondom het begrip 'stabiliteit van de enkel' geschetst. Vervolgens gaat het in op regelmechanismen van functionele stabiliteit en wat de invloed van een trauma hierop kan zijn. Op basis van deze informatie beschrijft het artikel oefenprincipes, gelardeerd met concrete voorbeelden van oefenvormen.
Behandelaars van letsels van het steun- en bewegingapparaat zien regelmatig patiƫnten met enkelklachten. Enkelklachten kunnen zowel acuut als geleidelijk ontstaan en beide vormen kunnen leiden tot chronische
klachten. De chronische klachten zijn vaak posttraumatisch van aard, soms is er sprake van repeterende microtraumata door overbelasting. Bij een traumatisch letsel maken een goede anamnese en lichamelijk onderzoek veel aanvullende onderzoeken overbodig. Kennis van de pathologie is daarbij onontbeerlijk. Dit artikel geeft een overzicht van de intra- en extra-articulaire pathologie van de enkel, de chirurgische behandeling en de nabehandeling.
In oktober 2010 is in het VU medisch centrum het zorginnovatieproject 'Preoperatieve fysiotherapie' gestart. De doelen van dit project zijn het verminderen van postoperatieve pulmonale complicaties en afname van de ligduur in het ziekenhuis. Het project is gericht op patiƫnten die risico lopen op het ontwikkelen van postoperatieve pulmonale complicaties na het ondergaan van een grote operatie. Bij deze doelgroep wordt het dagelijks activiteitenniveau, het inspanningsvermogen en de inspiratoire spierkracht in kaart gebracht. Als de testresulaten daar aanleiding toe geven, wordt een preoperatieve interventie gestart. Dit artikel belicht de werkwijze in het project en de keuzes die gemaakt zijn. Verder gaat dit artikel in op het belang en de kansen van preoperatieve fysiotherapie voor de eerstelijns fysiotherapeut.