Physios

Praktijkgerichte nascholing voor de fysiotherapeuten

Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?

Abonneer nu!

Alle collecties van Physios

Gesorteerd op nieuw - oud
Kwaliteit van bewegen in kaart brengen met de FMS en de SFMA Lees meer over Kwaliteit van bewegen in kaart brengen met de FMS en de SFMA Kwaliteit van bewegen in kaart brengen met de FMS en de SFMA
Kwaliteit van bewegen is de laatste jaren een belangrijk aspect binnen de fysiotherapie. In dit artikel wordt de kwaliteit van het menselijk bewegen beschreven aan de hand van de Functional Movement Screen (FMS) en de Selective Functional Movement Assessment (SFMA). Deze meetinstrumenten zijn de laatste jaren sterk in opkomst binnen de fysiotherapie. In dit artikel komt de klinische relevantie van deze testen aan de orde en wordt ingegaan op de uitvoering ervan.
Fysiotherapeutische diagnostiek bij patiënten met nekpijn Lees meer over Fysiotherapeutische diagnostiek bij patiënten met nekpijn Fysiotherapeutische diagnostiek bij patiënten met nekpijn
In opdracht van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) wordt een richtlijn gepubliceerd waarin het fysiotherapeutische proces wordt beschreven voor patiënten met nekpijn. Deze richtlijn zal het diagnostische en therapeutische handelen van Nederlandse fysiotherapeuten en manueel therapeuten bij patiënten met nekpijn beschrijven volgens de huidige stand van de wetenschap. Nekpijn wordt gedefinieerd als ‘een onaangename sensorische en emotionele ervaring die geassocieerd wordt met daadwerkelijke of mogelijke weefselschade’ in de nek regio. Nekpijn wordt traditioneel geclassificeerd als specifieke of aspecifieke nekpijn, en deze richtlijn richt zich op patiënten met aspecifieke nekpijn. Dit artikel beschrijft het diagnostisch proces bij patiënten met nekpijn in de lijn van de KNGF-richtlijn.
Klinisch redeneren in de fysiotherapeutische praktijk Lees meer over Klinisch redeneren in de fysiotherapeutische praktijk Klinisch redeneren in de fysiotherapeutische praktijk
Klinisch redeneren (denken) en klinische besluitvorming (doen) vinden in de fysiotherapie plaats binnen een biopsychosociaal gezondheidsmodel. Ideeën over de relaties tussen denken en doen kunnen inzicht geven in de kwaliteit van klinisch handelen en helpen bij het opstellen van optimaal beleid. Om een waarschijnlijkheidsdiagnose te stellen zijn verschillende strategieën mogelijk: gegevens verzamelen, inductief en deductief denken, patroonherkenning en ‘scheme-inductive reasoning’. Die laatste heeft in de praktijk de grootste kans op diagnostisch succes. Om de functionele gevolgen en de context van een klacht in kaart te brengen is het mogelijk om associatief te werk te gaan, maar ook kennisgestuurd, vanuit ICF-core sets. Klinische predictieregels maken het mogelijk een directe koppeling te maken tussen klinische presentatie en effectief beleid. Binnen alle varianten is de kans op diagnostisch succes te vergroten door zicht te hebben op de gebruikte strategie en kennis te hebben van de bijbehorende valkuilen.
Zin en onzin van fysiotherapeutische massage Lees meer over Zin en onzin van fysiotherapeutische massage Zin en onzin van fysiotherapeutische massage
Massage is van oudsher een behandelinterventie die wordt toegepast in de fysiotherapeutische werksetting. In de fysiotherapie worden verschillende technieken gebruikt, zoals de klassieke Zweedse massage (effleurage en petrissage), fricties, triggerpointmassage en oedeembehandeling. Er worden diverse therapeutische effecten toegeschreven aan deze massagetechnieken, variërend van lokale circulatoire effecten tot meer algehele hormonale effecten. In dit artikel worden de fysiologische werkingsmechanismen van massage onderbouwd. Hiermee kan de praktiserende fysiotherapeut een beredeneerde keuze maken voor het inzetten van deze interventie.
De fysiotherapeutische behandeling van perifeer arterieel vaatlijden Lees meer over De fysiotherapeutische behandeling van perifeer arterieel vaatlijden De fysiotherapeutische behandeling van perifeer arterieel vaatlijden
Onlangs is de KNGF-richtlijn Fysiotherapie bij symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden verschenen. Deze richtlijn beschrijft de fysiotherapeutische diagnostiek en therapie bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden. Ten opzichte van de KNGFrichtlijn Claudicatio intermittens uit 2003 is een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen worden in dit artikel nader belicht. Daarnaast worden factoren die succesvolle implementatie van deze nieuwe richtlijn kunnen bevorderen, in dit artikel besproken.
Welke normwaarden gebruiken voor de 6-minutenwandeltest? Lees meer over Welke normwaarden gebruiken voor de 6-minutenwandeltest? Welke normwaarden gebruiken voor de 6-minutenwandeltest?
De 6-minutenwandeltest (6MWT) is een veelgebruikte functionele conditietest voor patiënten. De duur van 6 minuten komen voort uit de halvering van de welbekende Coopertest, die 12 minuten duurt. Het is een gemakkelijk uitvoerbare en goedkope test waarvoor de therapeut behalve een paar pylonen, een stopwatch en een meetlint, enkel een lange gang tot zijn beschikking hoeft te hebben. De primaire uitkomstmaat is de afgelegde afstand gelopen in zes minuten, maar secundair kunnen ook (fysiologische) maten als zuurstofsaturatie, hartfrequentie, vermoeidheid en energieverbruik tijdens het lopen worden gemeten. Deze secundaire maten geven een beeld van de manier waarop het lichaam reageert op inspanning. Wandelen is als beweegvorm gekozen omdat dit voor veel chronisch zieke patiënten reeds een intensieve inspanning is. De test is oorspronkelijk ontwikkeld voor volwassenen met hartfalen en wordt tegenwoordig toegepast bij onder meer ouderen, patiënten met hart- en longaandoeningen, en patiënten met reumatische aandoeningen. De 6MWT is bewezen betrouwbaar voor een groot aantal patiëntgroepen. Voor de uitvoering van deze test is een richtlijn opgesteld door de American Thoracic Society (ATS). Voordelen van deze test boven andere wandeltests zijn de zelfgekozen loopsnelheid, het minimaal benodigde instrumentarium en de grote overeenkomst met wandelen in het dagelijkse leven. De 6MWT is in eerste instantie te gebruiken om een uitspraak te doen over de functionele inspanningscapaciteit van een patiënt in vergelijking met gezonde leeftijdsgenoten. Daarom is het van belang om adequate referentiewaarden of normwaarden te hebben. Het meest interessante artikel over dit onderwerp is dat van Casanova en collega’s (2011).