Klinisch redeneren in de fysiotherapeutische praktijk
Klinisch redeneren (denken) en klinische besluitvorming (doen) vinden in de fysiotherapie plaats binnen een biopsychosociaal gezondheidsmodel. Ideeën over de relaties tussen denken en doen kunnen inzicht geven in de kwaliteit van klinisch handelen en helpen bij het opstellen van optimaal beleid. Om een waarschijnlijkheidsdiagnose te stellen zijn verschillende strategieën mogelijk: gegevens verzamelen, inductief en deductief denken, patroonherkenning en ‘scheme-inductive reasoning’. Die laatste heeft in de praktijk de grootste kans op diagnostisch succes. Om de functionele gevolgen en de context van een klacht in kaart te brengen is het mogelijk om associatief te werk te gaan, maar ook kennisgestuurd, vanuit ICF-core sets. Klinische predictieregels maken het mogelijk een directe koppeling te maken tussen klinische presentatie en effectief beleid. Binnen alle varianten is de kans op diagnostisch succes te vergroten door zicht te hebben op de gebruikte strategie en kennis te hebben van de bijbehorende valkuilen.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- bent u in staat de meest gebruikte vormen van klinisch redeneren in de praktijk te herkennen, met de bijbehorende onderzoeksstrategieën
- kent u het verschil tussen inductief en deductief klinisch redeneren
- bent u op de hoogte van de voor- en nadelen van de verschillende onderzoeksstrategieën
- kent u de valkuilen van patroonherkenning
- begrijpt u waarom ‘scheme-inductive reasoning’ Samenvatting de beste vorm van redeneren is