Physios
Praktijkgerichte nascholing voor de fysiotherapeuten
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?
Abonneer nu!
Alle collecties van Physios
Gesorteerd op nieuw - oud
Als een fysiotherapeut looptraining geeft na een CVA in de rechterhemisfeer, dient hij rekening te houden met een aantal specifieke stoornissen die verband houden met een letsel in de rechterhemisfeer. Vanuit de probleemanalyse en de hulpvraag lijkt het aannemelijk om in een vroeg stadium het lopen te gaan trainen; dit beveelt de KNGF-richtlijn Beroerte ook aan. Bij deze casus blijken echter de problemen met het lopen op de loopband te verergeren terwijl het ‘gewone’ lopen goed gaat. Waarschijnlijk zijn deze problemen terug te voeren op angst en de moeite om nieuwe handelingen uit te voeren. Routinematige activiteiten die meer een beroep doen op de intacte linkerhemisfeer blijken gemakkelijker te gaan, bij deze patiënt het lopen in de duinen. Fysiotherapeuten dienen in hun behandelplan dus rekening te houden met de specifieke uitingsvormen van rechterhemisfeerproblematiek.
Degeneratieve rupturen van de rotator cuff zijn een veelvoorkomende oorzaak van schouderpijn en disfunctie. Symptomatische massieve rupturen met slechte peeskwaliteit vormen een uitdaging voor de behandelaar. Indien een patiënt ondanks conservatieve therapie bestaande uit voorlichting en fysiotherapeutische behandeling onvoldoende pijnreductie en functionaliteitswinst heeft, is een latissimus dorsitranspositie te overwegen. Daarbij wordt de insertie van de m. latissimus dorsi verplaatst naar de ‘footprint’ van de insufficiënte m. infraspinatus op de posterolaterale humeruskop. De nieuwe werkrichting van de m. latissimus dorsi stabiliseert de humerus ten opzichte van het glenoïd en ondersteunt de schouder bij actieve abductie en exorotatie. De revalidatie is gericht op goede hechting van de pees op het bot, gevolgd door reactivatie van de m. latissimus dorsi in zijn nieuwe functie in de schoudergordel. Een goed resultaat is afhankelijk van een goede patiëntselectie, de operatietechniek van de operateur, de kennis en kunde van de fysiotherapeut en het ziekte-inzicht en de compliantie van de patiënt.
Hemofilie is een zeldzame bloedstollingsstoornis met gevolgen voor het bewegingsapparaat. Een bloeding in een gewricht of spier zorgt direct voor lichamelijke beperkingen en beperkingen in activiteiten en participatie. Op termijn kunnen ook chronische klachten aan het bewegingsapparaat ontstaan als gevolg van secundaire artrose (hemofilie-artropathie) en contracturen. Vanwege de complexiteit van deze aangeboren aandoening is een multidisciplinaire behandeling essentieel. Medische behandeling is pas sinds veertig jaar mogelijk en oudere patiënten hebben in hun jeugd veel bloedingen gehad, met als gevolg ernstige artropathie. Als gevolg van de hoge kosten van medicatie zijn er wereldwijd grote verschillen in de medische behandeling van hemofilie en verschillen ook de adviezen ten aanzien van fysiotherapie. Dit artikel beschrijft de fysiotherapeutische behandeling bij complicaties van hemofilie aan het bewegingsapparaat, waar mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en aangevuld met ervaringen van experts. Dit artikel is bedoeld voor fysiotherapeuten in de eerste lijn in Nederland. Behandeldoelen voor fysiotherapeuten in een hemofiliebehandelcentrum zijn buiten beschouwing gelaten.
Het is momenteel niet mogelijk om een eenduidige interventie in te zetten voor alle patiënten met het patellofemoraal pijnsyndroom. Hoewel oefentherapie een gangbare en effectieve interventie is bij het patellofemoraal pijnsyndroom, is dit zeker geen haarlemmerolie. Dit artikel bespreekt een casus van een dubbelzijdige congenitale hypomobiliteit van de dorsaalflexie van de enkel in combinatie met therapieresistente anteriore knieklachten, die zich presenteren als een patellofemoraal pijnsyndroom. Deze casus illustreert het belang van de dorsaalflexiemobiliteit voor de dynamische valgusstand van de onderste extremiteit en de relatie met het patellofemoraal pijnsyndroom. Hiermee wordt de conclusie van de internationale consensusrichtlijn onderschreven dat de behandeling van het patellofemoraal pijnsyndroom niet volgens protocol maar ‘custom-made’ dient te zijn.
De voet krijgt in de opleiding fysiotherapie maar weinig aandacht. Meer kennis over de bouw en functie van de voet leidt tot meer fysiotherapeutische behandelmogelijkheden van voetproblemen. Een van de belangrijkste bewegingskoppelingen in de voet betreft het ‘windlass’-mechanisme. Een disfunctioneren van dit mechanisme wordt gelinkt aan voetaandoeningen zoals fasciopathie plantaris en hallux limitus, en kan tevens leiden tot compensatoire klachten elders in de bewegingsketen. Het beoordelen van het windlassmechanisme biedt uitdagingen voor de fysiotherapeut, aangezien specifieke statische tests het dynamische gedrag van de voet onvoldoende voorspellen. Het vraagt veel van de vaardigheden van de therapeut om een goede indruk te krijgen van de werking van het windlassmechanisme in de voet. Met name passieve mobilisaties van de enkelen voetgewrichten, en hoogbelaste training van de fascia plantaris lijken een sleutel tot een verbetering van de werking van het windlassmechanisme.
Een fysiotherapeut is de expert als het gaat om bewegen. De wijze van instructie lijkt onlosmakelijk verbonden met het onder de knie krijgen van bewegingspatronen. In dit artikel worden de inzichten uit het kennisdomein van motorisch leren besproken en vertaald naar klinische toepassingen. Centraal in dit artikel staat de ‘OPTIMAL learning’-theorie. Op basis van deze theorie wordt verondersteld dat een externe aandachtsfocus, autonomie en een positieve verwachting ten aanzien van het resultaat leiden tot beter motorisch leren. De aandacht tijdens het oefenen gaat daarbij uit naar de taak of het doel van de bewegingen. Op basis van de ‘constrained action’-hypothese worden op deze wijze natuurlijke processen in gang gezet die grotendeels onbewust en automatisch verlopen.