Physios
Praktijkgerichte nascholing voor de fysiotherapeuten
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?
Abonneer nu!
Alle collecties van Physios
Gesorteerd op nieuw - oud
Sporters die na een ruptuur van de voorste kruisband (VKB) pivoterende sporten willen blijven beoefenen, worden veelal geadviseerd een chirurgische reconstructie te ondergaan. Maar VKB-reconstructie is geen garantie voor sporthervatting; uit meta-analyses blijkt dat slechts 55 procent van de patiënten terugkeert op hetzelfde competitieve niveau als voor de blessure. Ook is er een hoog percentage recidiverende VKBrupturen, vooral bij jonge sporters, tot meer dan 20 procent in het eerste jaar na terugkeer in de sport. Daarnaast hebben patiënten na een VKB-ruptuur een verhoogd risico op het ontstaan van gonartrose. Er is mogelijk een associatie tussen recidiverende VKBrupturen en abnormale bewegingspatronen zoals vaak wordt geconstateerd na een VKB-reconstructie. Vanwege de voortschrijdende inzichten ligt het voor de hand om de revalidatie na een VKB-reconstructie onder de loep te nemen. Motorisch leren om motorische vaardigheden en neuroplastische capaciteiten (opnieuw) te verwerven, worden tijdens de traditionele revalidatie mogelijk niet voldoende gestimuleerd. Het doel van dit artikel is om nieuwe perspectieven vanuit motorisch leren te presenteren, toegepast op klinische settings die de potentie hebben om revalidatiestrategieën voor patiënten na een VKB-reconstructie te verbeteren.
Het piriformissyndroom is een controversiële diagnose die al jarenlang wordt beschreven. Enerzijds als een klinische diagnose, gekenmerkt door pijn in de heup of bil, al dan niet met radiculaire uitstraling. Anderzijds als een anatomische diagnose waarbij wordt gedacht aan een beknelling van de nervus ischiadicus door de m. piriformis. De diagnose staat ter discussie vanwege het ontbreken van duidelijke diagnostische criteria, grote overlap met andere diagnoses en een gebrek aan gerandomiseerde studies. Het klinisch beeld is veelal aspecifiek en een anatomische oorzaak is tot op heden niet met zekerheid aangetoond. De bijdrage van aanvullend onderzoek zoals MRI, MRN (magnetic resonance neurography) of EMG is veelal beperkt. Er zijn therapeutische effecten beschreven van injecties met anesthetica, corticosteroïden of botulinetoxine, hieruit is echter niets af te leiden over de oorzaak van de klachten. Hoewel het piriformissyndroom dus een logische verklaring lijkt voor sommige pijnsyndromen, is het nooit geobjectiveerd.
De prevalentie van depressie is hoog en het hoge ziekte verzuim maakt depressie een maatschappelijk probleem. Bij 14 procent van de cliënten in de eerste lijn is er sprake van depressieve klachten. Het doel van deze casusbeschrijving is onderzoeken hoe hartritme variabiliteit-biofeedback kan bijdragen aan de afname van distress bij een vrouw van 58 jaar die is gediagnosticeerd met een ernstige depressie in een klinische setting. Mogelijk kan deze behandelmethode een aanvulling zijn voor fysiotherapeuten in de eerste-, tweede- en derdelijns zorg om stressklachten inzichtelijk te maken, deze klachten te reduceren en de beheersing ervan te verbeteren.
Patellofemorale instabiliteitsklachten komen vaak voor bij adolescenten en jongvolwassenen. Verschillende anatomische afwijkingen kunnen leiden tot instabiliteit van de patella, in de vorm van een luxatie of subluxatie van de patella uit de trochlea. Fysiotherapie is belangrijk in de behandeling van patiënten die een primaire patellaluxatie hebben gehad, een behandeling die vooral gericht is op het trainen van de quadriceps- en de gluteaalmusculatuur om de patella-‘sporing’ te verbeteren. Bij recidiverende instabiliteit kan chirurgische behandeling geïndiceerd zijn, bij voorkeur gericht op de correctie van de oorzakelijke anatomische afwijkingen. In de nabehandeling van deze ingreep lijkt fysiotherapeutische begeleiding ook erg belangrijk.
De gezondheidszorg heeft nog geen betrouwbare behandel methode kunnen ontwikkelen voor moderne welvaartsziekten zoals chronische rugklachten, psychosomatische ziekten, burn-out en veel andere ziektebeelden. Een methode die in de 20e eeuw door de van oorsprong Duitse Joseph Pilates werd ontwikkeld, heeft veel potentie om hulp en ondersteuning te bieden bij het actief aanpakken van deze moderne gezondheidskwesties. Dit artikel wil een beknopte introductie geven van de pilatestrainingsmethode. Aspecten van deze methode zijn in te passen in het fysiotherapeutisch handelen. Tevens wil de auteur met dit artikel de integratie van deze methode in de fysiotherapie en revalidatie in Nederland aanmoedigen.
Dit artikel beschrijft de toepassing van de leerstrategie ‘old way-new way’ bij therapeutische interventies in de revalidatie. De strategie is toe te passen wanneer blijkt dat de patiënt moeite heeft om nieuwe (deel)vaardigheden aan te leren vanwege de interferentie met de reeds bestaande manier van bewegen. Dit gebeurt vooral als nieuwe vaardig heden wel aangeleerd zijn, maar iemand door vermoeidheid, stress of dubbeltaken terugvalt in de oude manier van bewegen. Besproken worden welke neurale structuren betrokken zijn bij bekende, geautomatiseerde en nieuwe bewegingen in relatie tot aandacht en sensorische informatieverwerking. Bij deze leerstrategie is het belangrijk dat er niet alleen aandacht besteed wordt aan de nieuwe, maar ook aan de actuele, ‘oude’ manier van bewegen. De verschillende fasen die doorlopen moeten worden bij het toepassen van deze methode komen aan de orde. Deze fasen worden verder toegelicht aan de hand van twee voorbeelden van het toepassen van deze strategie in de dagelijkse fysiotherapiepraktijk: een patiënt met een cerebrovasculair accident (CVA) die sleept met een voet en een patiënte met een totale knieprothese die problemen heeft met symmetrisch belasten.