Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
Onderzoek naar de gevolgen van een picu-opname voor een kind is schaars. De fysieke en psychosociale restverschijnselen bij de kinderen lijken aanzienlijk en daarmee kunnen de consequenties voor de lange termijn groot zijn. De kwaliteit van leven (kvl) is bij veel kinderen vergelijkbaar met die van gezonde leeftijdsgenoten. De kinderen met fysieke problemen (in sommige studies 40% van de overlevenden) en de kinderen die cognitief minder goed functioneren, scoren de kvl op verschillende domeinen minder goed. ptss wordt gediagnosticeerd bij 5 tot 28% van de kinderen ouder dan 7 jaar en bij 18 tot 48% van de ouders. Kennis over de restverschijnselen en de gevolgen daarvan voor het kind en zijn ouders moet uiteindelijk, zoals bij volwassen icu-patiënten, leiden tot verbetering van zorg in de acute fase en na ontslag uit de picu. Bij volwassen icu-patiënten zijn de neurocognitieve restverschijnselen het meest invaliderend. Bij kinderen is dat nauwelijks onderzocht.

Nog niet zo lang geleden dacht men dat pijnstilling en anesthesie bij pasgeborenen weinig meerwaarde hadden en beschouwde men het als onvermijdelijk en acceptabel dat medisch noodzakelijke procedures gepaard gingen met pijn. De hoofdzuster nam het kind wel even in de houdgreep, iedereen beet op zijn tanden en na afloop werd het kind getroost. Traumatische ervaringen hoorden nu eenmaal bij ziek zijn. Maar de tijden zijn veranderd. Toename van kennis en inzicht heeft geleid tot een geleidelijke, maar rigoureuze koerswijziging. Als pijn kán worden vermeden, móét hij ook worden vermeden. In dit interview vertellen twee specialisten over de huidige inzichten en mogelijkheden.

We bespreken een 13-jarig meisje dat zich presenteerde met acute urineretentie, een zeldzaam klinisch probleem bij kinderen.1-3 Aan de hand van deze casus geven we de lezer meer inzicht in de differentiaaldiagnose en de diagnostiek van acute urineretentie bij kinderen. Met een gerichte anamnese en een volledig lichamelijk onderzoek kan snel een versmalling van de differentiaaldiagnose van acute urineretentie worden verkregen. Hierdoor kan beperkt en gericht aanvullend onderzoek worden ingezet om overdiagnostiek te voorkomen.

Zetpillen zijn vaste toedieningsvormen die elk een hoeveelheid van een of meer werkzame bestanddelen bevatten, bestemd voor eenmalig gebruik. Vanwege het beperkte absorptieoppervlak, het geringe vloeistofvolume en de heersende zuurgraad (pH) zijn de absorptieomstandigheden in het rectum fundamenteel anders dan in de maag en de dunne darm. Ten opzichte van volwassenen wordt de biologische beschikbaarheid van farmaca na rectale toediening bij kinderen verder beïnvloed door frequentere defecatie, verminderde enterohepatische klaring en de meer basische pH van het rectum. De afgifte van farmaca uit zetpillen is afhankelijk van de fysisch-chemische eigenschappen van het farmacon en de zetpilbasis. Een zetpil dient te worden ingebracht met de punt naar voren. Sociaal-culturele opvattingen van de ouders, het kind en de arts kunnen de acceptatie van een rectale behandeling beïnvloeden. Rectale toediening is op rationele overwegingen te verkiezen boven orale toediening en vormt hiervoor een goed alternatief, maar orale toediening heeft de voorkeur.

Tijdens obstetrische controles worden bij de foetus frequent supraventriculaire extrasystolen (sves) gevonden. In veel ziekenhuizen is het op de kraamafdeling gewoonte om bij deze neonaten naast het lichamelijk onderzoek ook een ecg te maken. In dit artikel bespreken we aan de hand van vier retrospectieve cohortondezoeken de toegevoegde waarde van het maken van een ecg.
Het lijkt erop dat het maken van een ecg bij neonaten met prenataal gediagnosticeerde sves, zonder dat daarbij gedurende obstetrische controles andere cardiale afwijkingen op de prenatale echo gevonden zijn, geen meerwaarde heeft ten opzichte van een gedegen lichamelijk onderzoek. Wanneer bij het lichamelijk onderzoek extrasystolen of andere afwijkingen worden gevonden, zal alsnog een ecg gemaakt moeten worden.
Doordat de studies van slechte kwaliteit zijn, is deze conclusie echter niet met voldoende zekerheid te stellen.
Bij prenataal gediagnosticeerde sves is het essentieel om een gedegen lichamelijk onderzoek uit te voeren waarbij aandacht is voor extrasystolen, souffles en andere uitingen van congenitale hartafwijkingen.

Een verder gezond meisje van 2 jaar wordt door de huisarts verwezen naar de kinderarts vanwege bruine vlekjes op de romp. Enkele maanden geleden werd het eerste vlekje opgemerkt, inmiddels zijn het er meer dan tien. De vlekjes jeuken en bloeden niet. Het meisje groeit goed en ontwikkelt zich normaal. Er zijn geen andere klachten. De huisarts denkt aan café-au-laitvlekken en vraagt zich af of er sprake zou kunnen zijn van neurofibromatose.