A&I
Een onafhankelijk, praktijkgerichte nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de ABIC. Aanvragen die door ABIC worden geaccrediteerd krijgen de categorie ‘Nascholing Intensive Care’. De nascholingen met deze categorie tellen mee voor zowel het basisspecialisme (NVA, NIV, NVVC, NVvH, NVN en NVALT) als het aandachtsgebied Intensive Care.

Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
Dit jaaroverzicht is geen volledig overzicht, maar is een selectie van opmerkelijke en veel geciteerde artikelen. Uiteraard komt de nieuwe definitie van sepsis aan de orde. Daarnaast worden de timing van starten met CVVH, de beste positie van de centrale lijn, hoge versus lage streefwaarden van bloeddruk bij shock en acetazolamide bij ernstig COPD besproken.

Lokale anesthetica kennen een lange historie in de anesthesie: beschrijving van het anesthetisch effect van cocabladeren stamt uit de zeventiende eeuw. Cocaïne is voor het eerst in 1884 toegepast voor lokale verdoving van het oog waarna continue ontwikkelingen en aanpassingen gericht op verbetering van potentie en veiligheid hebben geleid tot de huidige praktijk met o.a. ropivacaïne (1996) en levobupivacaïne (1999). De lokale anesthetica behoren tot de groep van amino-esters en amino-amiden. Lokale anesthetica blokkeren de ‘voltage-gated’ Na-kanalen, waardoor initiële activatie en voortgeleiding van de zenuwimpuls wordt geblokkeerd. De pH-afhankelijke variabele binding van het H+-atoom aan de tertiaire aminegroep zorgt voor afname van lading in een basische omgeving en toename van lading bij neutrale of zure pH. De neutrale basische vormen zijn beter vetoplosbaar, de geladen vorm is meer wateroplosbaar.

Een te hoge plasmanatriumconcentratie, ofwel hypernatriëmie, komt voor bij 15-24% van de patiënten op de Intensive Care (IC) en is geassocieerd met een verhoogd overlijdensrisico tijdens de IC-opname. Hypernatriëmie wordt veroorzaakt door een overschot van natrium ten opzichte van water. IC-patiënten hebben een hoog risico op deze elektrolytstoorrnis, met name omdat 1. de waterinname volledig gecontroleerd wordt door IC-behandelaars, 2. waterverlies door de behandeling op de IC enorm kan schommelen, en 3. op de IC veel natriumhoudende oplossingen worden toegediend. Om het infuusbeleid ter correctie van de plasmanatriumconcentratie in te zetten, kunnen verschillende formules, zoals de adrogue-madiasformule, worden gebruikt. In de praktijk blijken deze formules echter niet altijd nauwkeurig te zijn. Een verklaring voor deze onnauwkeurigheid is osmotische inactivatie van grote hoeveelheden natrium onder de huid – een fenomeen dat momenteel volop in de belangstelling staat.

Community-acquired pneumonie (CAP) is een veel voorkomende infectieziekte die in 10% leidt tot een IC-opname. Ondanks ondersteunende en antibiotische therapie is de mortaliteit bij IC-patiënten hoog. Dit review beschrijft de huidige stand van zaken omtrent epidemiologie en antibioticaresistentie van bacteriële verwekkers van CAP. Daarnaast wordt ingegaan op risicofactoren die geassocieerd zijn met specifieke pathogenen, de rol van diagnostische sneltesten bij de keuze van antibiotische therapie, de optimale empirische therapie en de antibiotische therapie als een specifiek pathogeen is geïdentificeerd. Er wordt een beschrijving gegeven van de rol van corticosteroïden in de behandeling van CAP en het beleid bij patiënten met een parapneumonische effusie.

Met de stijgende leeftijd van de chirurgische populatie in Nederland ontstaat er ook een grotere groep kwetsbare ouderen. Deze patiënten voldoen aan de criteria van het ‘frailty-syndroom’, waarvan sprake is bij drie van de volgende vijf kenmerken: onbedoeld gewichtsverlies, afname van de loopsnelheid, vermoeidheid, minder beweging en afname van de knijpkracht. Dit is geassocieerd met een verhoogd perioperatief risico op complicaties en een verhoogde mortaliteit. Extra aandacht tijdens de preoperatieve voorbereiding is gewenst ten aanzien van de cognitie, de functionele status en het pulmonaal en cardiovasculair systeem.

In alle oudere acute richtlijnen staat het geven van 15 liter zuurstof over een non-rebreathing mask als een van de eerste stappen voor het toedienen van de maximale hoeveelheid zuurstof om hypoxemie en daarmee hypoxie te behandelen of te voorkomen. Maar ook in de dagelijkse anesthesiologische praktijk wordt het voordeel van een hoge inspiratoire zuurstoffractie (FiO2) bij o.a. inductie, detubatie en wondinfecties al jaren gezien. Dat een overschot aan zuurstof schadelijk kan zijn is al bekend sinds de jaren vijftig, toen retinopathie bij prematuren werd geassocieerd met zuurstoftoediening. De laatste jaren komt er steeds meer aandacht voor de potentiële gevaren van zuurstoftherapie.