A&I
Een onafhankelijke, geaccrediteerde nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de ABIC. Aanvragen die door ABIC worden geaccrediteerd krijgen de categorie ‘Nascholing Intensive Care’. De nascholingen met deze categorie tellen mee voor zowel het basisspecialisme (NVA, NIV, NVVC, NVvH, NVN en NVALT) als het aandachtsgebied Intensive Care.
Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
Zorgprofessionals zijn steeds beter in staat ernstig zieke mensen te behandelen en in leven te houden. Daardoor worden morele keuzes onvermijdelijk. Door een verstoorde communicatie en irreërle verwachtingen kunnen conflicten ontstaan. Door vroege herkenning en proactieve communicatie kunnen veel moeilijkheden worden voorkomen.
Calcium is betrokken bij uiteenlopende lichaamsprocessen en een stabiele fysiologische concentratie geïoniseerd calcium is hiervoor essentieel. De calciumhomeostase in het plasma is strak gereguleerd en bestaat uit een ingewikkeld samenspel tussen nieren, skelet, darmen, bijschildklier en schildklier. Een ontregeling van de calciumconcentratie kan op diverse manieren ontstaan, met als belangrijkste oorzaken afwijkingen van de bijschildklier (hyperparathyreoïdie) en maligniteiten. Meestal leidt dit tot een milde hypercalciëmie met milde, aspecifieke symptomen, maar soms ontstaat een hypercalciëmische crisis, met risico op levensbedreigende hypovolemie, geleidingsstoornissen van het hart of bewustzijnsdaling. De therapeutische doelen bij een (ernstige) hypercalciëmie bestaan doorgaans uit herstel van de dehydratie, bevordering van calciumexcretie en inhibitie van osteoclasten. Het belangrijkste onderdeel van de behandeling is uitgebreide vochtsuppletie (> 6 l/dag). Soms bestaat hierbij een indicatie voor opname op de IC, voor observatie of in sommige gevallen voor nierfunctievervangende therapie.
Bloedtransfusies kunnen levensreddend zijn, maar kunnen ook bijwerkingen of ongewenste incidenten veroorzaken. De afgelopen jaren is het aantal meldingen van volumeoverbelasting (transfusion-associated circulatory overload, TACO) aan bureau TRIP (Transfusie- en Transplantatiereacties In Patiënten) toegenomen en is deze soms zeer ernstige complicatie meer in de belangstelling komen te staan. Recent zijn patiëntgerelateerde factoren die een verhoogde kans op TACO geven gepubliceerd. Aan de hand daarvan kan een inschatting worden gemaakt van patiënten met een compromitterende comorbiditeit waarvoor preventieve maatregelen zinvol zijn. Hiervoor kan een eenvoudige checklist gebruikt worden.
In 1954 werd de eerste nier succesvol getransplanteerd en ongeveer vijf jaar later werden de eerste orgaanperfusiemachines gebouwd. Hierna heeft orgaantransplantatie een hoge vlucht genomen door de verbetering van immunosuppressiva en de ontwikkeling van bewaarvloeistoffen voor koude preservatie van donororganen. Het metabolisme van een orgaan op ijs blijft 5-10% van het normale niveau. Hierdoor neemt de kwaliteit tijdens koud transport af. Machinepreservatie is pas sinds tien jaar weer in opkomst door de toenemende druk op de wachtlijsten en de afname van initiële donororgaankwaliteit. Ook door de voortschrijdende technologische ontwikkeling is het inmiddels mogelijk om organen te transplanteren die voorheen zouden zijn afgewezen.
Ischemie en reperfusie (I/R) van een orgaan of weefsel gaat gepaard met een afname van ATP-productie, het ontstaan van acidose, de vorming van reactieve oxygenspecies (ROS) en celschade. Dit resulteert in het fenomeen ischemie en reperfusieschade (IRI), een complex pathofysiologisch proces dat gepaard gaat met necrose en apoptose, endotheeldisfunctie en activatie van zowel het innate als het adaptieve immuunsysteem. IRI is onvermijdelijk bij niertransplantatie en heeft een negatieve invloed op de graft outcome. Het is een risicofactor voor delayed graft function en acute rejectie. Uit in-vitro- en dierexperimentele studies blijkt dat volatiele anesthetica ingrijpen op veel van de processen onderliggend aan IRI en zij zouden de nier mogelijk kunnen beschermen tegen deze vorm van schade. Of dit vertaald kan worden naar de klinische praktijk zal moeten blijken uit prospectieve gerandomiseerde studies.
Het toedienen van medicatie aan de intrathecale ruimte is een handeling die veelal is voorbehouden aan de anesthesioloog. Medicatiefouten bij intrathecale toediening zijn zeldzaam, maar komen ook in de huidige dagelijkse anesthesiologische praktijk (nog steeds) voor. Over de behandeling bestaat geen consensus.