Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
We bespreken een 13-jarig meisje dat zich presenteerde met acute urineretentie, een zeldzaam klinisch probleem bij kinderen.1-3 Aan de hand van deze casus geven we de lezer meer inzicht in de differentiaaldiagnose en de diagnostiek van acute urineretentie bij kinderen. Met een gerichte anamnese en een volledig lichamelijk onderzoek kan snel een versmalling van de differentiaaldiagnose van acute urineretentie worden verkregen. Hierdoor kan beperkt en gericht aanvullend onderzoek worden ingezet om overdiagnostiek te voorkomen.

Zetpillen zijn vaste toedieningsvormen die elk een hoeveelheid van een of meer werkzame bestanddelen bevatten, bestemd voor eenmalig gebruik. Vanwege het beperkte absorptieoppervlak, het geringe vloeistofvolume en de heersende zuurgraad (pH) zijn de absorptieomstandigheden in het rectum fundamenteel anders dan in de maag en de dunne darm. Ten opzichte van volwassenen wordt de biologische beschikbaarheid van farmaca na rectale toediening bij kinderen verder beïnvloed door frequentere defecatie, verminderde enterohepatische klaring en de meer basische pH van het rectum. De afgifte van farmaca uit zetpillen is afhankelijk van de fysisch-chemische eigenschappen van het farmacon en de zetpilbasis. Een zetpil dient te worden ingebracht met de punt naar voren. Sociaal-culturele opvattingen van de ouders, het kind en de arts kunnen de acceptatie van een rectale behandeling beïnvloeden. Rectale toediening is op rationele overwegingen te verkiezen boven orale toediening en vormt hiervoor een goed alternatief, maar orale toediening heeft de voorkeur.

Tijdens obstetrische controles worden bij de foetus frequent supraventriculaire extrasystolen (sves) gevonden. In veel ziekenhuizen is het op de kraamafdeling gewoonte om bij deze neonaten naast het lichamelijk onderzoek ook een ecg te maken. In dit artikel bespreken we aan de hand van vier retrospectieve cohortondezoeken de toegevoegde waarde van het maken van een ecg.
Het lijkt erop dat het maken van een ecg bij neonaten met prenataal gediagnosticeerde sves, zonder dat daarbij gedurende obstetrische controles andere cardiale afwijkingen op de prenatale echo gevonden zijn, geen meerwaarde heeft ten opzichte van een gedegen lichamelijk onderzoek. Wanneer bij het lichamelijk onderzoek extrasystolen of andere afwijkingen worden gevonden, zal alsnog een ecg gemaakt moeten worden.
Doordat de studies van slechte kwaliteit zijn, is deze conclusie echter niet met voldoende zekerheid te stellen.
Bij prenataal gediagnosticeerde sves is het essentieel om een gedegen lichamelijk onderzoek uit te voeren waarbij aandacht is voor extrasystolen, souffles en andere uitingen van congenitale hartafwijkingen.

Een verder gezond meisje van 2 jaar wordt door de huisarts verwezen naar de kinderarts vanwege bruine vlekjes op de romp. Enkele maanden geleden werd het eerste vlekje opgemerkt, inmiddels zijn het er meer dan tien. De vlekjes jeuken en bloeden niet. Het meisje groeit goed en ontwikkelt zich normaal. Er zijn geen andere klachten. De huisarts denkt aan café-au-laitvlekken en vraagt zich af of er sprake zou kunnen zijn van neurofibromatose.

Tegenwoordig weten we dat de pijnperceptie bij pasgeborenen al goed ontwikkeld is en dat pijn goed te meten is. Bovendien is het besef ontstaan dat pijnbestrijding bij pasgeborenen kan bijdragen aan een betere uitkomst op latere leeftijd. Door deze inzichten is er veel vooruitgang geboekt in de behandeling van pijn bij pasgeborenen. Het standaard pijn meten bij alle kinderen zou net zo gewoon moeten zijn als het nemen van de pols en het meten van de temperatuur.
Door het beschikbaar komen van landelijke richtlijnen en de groei van het inzicht in de werking van farmacologische en non-farmacologische interventies, zijn behandeling en preventie van pijn bij pasgeborenen voor elke arts en verpleegkundige tegenwoordig goed mogelijk.

De somatische begeleiding van patiënten met anorexia nervosa (an) is een uitdaging waar vrijwel elke kinderarts in de praktijk mee te maken krijgt. Elk orgaansysteem van het groeiende en zich ontwikkelende lichaam kan door de eetstoornis worden aangedaan. Een deel van de complicaties blijkt irreversibel, zelfs na herstel van de voedingstoestand. Dit artikel geeft een samenvatting van de wetenschappelijk onderbouwde literatuur over de somatische complicaties van an bij kinderen en adolescenten. Niet alleen worden de acute symptomen die kunnen optreden bij an of bij het hervoeden beschreven, ook de langetermijngevolgen van an voor groei, maturatie, fertiliteit en botdichtheid komen aan bod. Vroege identificatie en behandeling kunnen het risico op chronische schade reduceren. Het instellen van de juiste behandeling vraagt oog voor detail en een multidisciplinaire behandeling, met zowel aandacht voor soma als psyche.