Physios
Praktijkgerichte nascholing voor de fysiotherapeuten
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?
Abonneer nu!
Alle collecties van Physios
Gesorteerd op nieuw - oud
Pijn is een algemeen verschijnsel dat hoort bij het leven, maar het denken over pijn is in de loop van de geschiedenis sterk veranderd. Pas in de 17e eeuw hebben het zenuwstelsel en het brein hun intrede gedaan. Aanvankelijk werd gedacht dat pijn altijd verwijst naar (weefsel)schade, en pas de laatste decennia is duidelijk geworden dat daar niet altijd sprake van hoeft te zijn. Soms is er helemaal geen sprake (meer) van weefselschade. Nociceptie is een wezenlijk ander begrip dan pijn en ook tussen pijngewaarwording, pijnbeleving en pijngedrag bestaan verschillen. Factoren die een rol spelen bij pijn zijn stress, emoties, cognities, leerprocessen en de omgeving. Een grondige analyse per persoon is noodzakelijk, waarbij over het algemeen niet één maar meerdere factoren in aanmerking moeten worden genomen die opstapelen en uiteindelijk pijn tot gevolg hebben. Een behandelplan is bij voorkeur toegesneden op de persoon, waarbij de persoon zelf de regie houdt. Dit artikel geeft een beknopt overzicht van de vele facetten van pijn.
Prestaties kunnen verbeteren door het gebruik van een placebo, zelfs als mensen weten dat ze een placebo gebruiken. Het placebo-effect is een effect waarmee rekening gehouden moet worden. Uit onderzoek komt naar voren dat er placebo’s zijn die méér en die minder effect hebben. Dus in hoeverre valt dan nog te stellen dat het placebo-effect een nepeffect is? Het placeboeffect is het ‘niet-specifieke’ of ‘inerte’ gedeelte van de behandeling, terwijl het gedeelte van de behandeling dat berust op het specifiek werkend mechanisme het ‘verum’-gedeelte genoemd wordt. Samen vormen deze onderdelen het gehele effect van een behandeling. Karakteristiek voor het placebo-effect is dat het hoop op verbetering geeft. Dit heeft te maken met verwachtingen, conditionering en variabelen in de therapeutische situatie. Er zijn laagwaardige en hoogwaardige placebo’s. Het placebo-effect is doelbewust in te zetten bij pijnbehandeling, maar ook bij het verhogen van fysieke prestaties.
Knieklachten zijn op meerdere manieren te categoriseren. Een daarvan is het ordenen op locatie van de pijn. Laterale kniepijn kan veroorzaakt worden door een probleem intra-articulair, tendinogeen of zelfs vanuit een ander gewricht. Dit artikel geeft een (nietuitputtend) overzicht van mogelijke oorzaken van laterale kniepijn, van de ‘usual suspects’ zoals artrose en meniscuslijden tot minder vaak voorkomende oorzaken zoals luxatie van het proximale tibiofibulaire gewricht en solitair lateraal collateraal ligamentletsel. Naast oorzaak en diagnose worden ook de mogelijke behandelingen kort belicht.
Fracturen treffen een groot deel van de populatie. Fracturen leiden tot pijn, functieverlies en kunnen ernstige, langdurige gevolgen hebben. Bij het herstel van fracturen kan de fysiotherapeut een belangrijke rol spelen. De fysiotherapeut kan specifieke oefeningen voor het uitbreiden van de functie en kracht geven, maar ook een rol spelen in het eerder terugkeren naar werk, school of sport, of bij het voorkomen van een nieuwe fractuur. Na het initiële herstel is fysiotherapie van belang om functieverlies tegen te gaan en eventuele ernstige gevolgen vroeg te signaleren om zo de participatie van de patiënt in de maatschappij zo snel mogelijk te herstellen. Dit artikel geeft een beknopt overzicht van de fractuurleer.
Artrose is de meest voorkomende aandoening van het houdings- en bewegingsapparaat, waarbij de heup en de knie tot de meest voorkomende lokalisaties behoren. Patiënten met knieartrose hebben behalve een verminderde spierfunctie ook een probleem met de proprioceptie en daardoor met hun dynamische stabiliteit. Dit wordt ook wel een ‘movement control impairment’ (MCI) genoemd. Er is geen gouden standaard voor de diagnostiek van MCI voor de onderste extremiteit. Dit artikel beschrijft een recentelijk gepubliceerde studie naar de betrouwbaarheid van een testbatterij van ‘motor control’-tests voor de onderste extremiteit bij knieartrosepatiënten.
Bij een patiënt met anteriore kniepijn wordt differentiaaldiagnostisch zelden gedacht aan een impingement van het vetlichaam van Hoffa. Na de casus van een 28-jarige paaldanseres met progressieve anteriore pijn aan de rechterknie worden in dit artikel achtereenvolgens de etiologie, anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose, aanvullende diagnostiek en therapie van impingement van het vetlichaam van Hoffa behandeld.