A&I
Een onafhankelijk, praktijkgerichte nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de ABIC. Aanvragen die door ABIC worden geaccrediteerd krijgen de categorie ‘Nascholing Intensive Care’. De nascholingen met deze categorie tellen mee voor zowel het basisspecialisme (NVA, NIV, NVVC, NVvH, NVN en NVALT) als het aandachtsgebied Intensive Care.

Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
De meeste patiënten die op de IC beademd worden, kunnen na behandeling van de oorzaak van de respiratoire insufficiëntie eenvoudig ontwend worden van de beademing. Bij een kleine groep patiënten verloopt de ontwenning echter moeizaam. Hierbij kunnen vele factoren een rol spelen. Om de kans op succesvolle ontwenning zo groot mogelijk te maken, is het van belang te begrijpen waarom de patiënt moeilijk te ontwennen is. Hiervoor moet soms uitgebreide diagnostiek worden verricht. In dit artikel wordt ingegaan op de pathofysiologie van moeilijke ontwenning, mogelijke diagnostische technieken en therapeutische strategieën.

Inleiding | Indeling | Farmacokinetiek | Toepassingen | Relevantie van de toepassing voor OK/IC

Maligne hyperthermie (MH) is een zeldzame aandoening die kan optreden bij gebruik van succinylcholine en/of dampvormige anesthetica bij patiënten die genetisch gepredisponeerd zijn. Behandeling van een MH-reactie kan van levensbelang zijn; dantroleen is hierbij zeer belangrijk. Een verhoogde gevoeligheid voor maligne hyperthermie erft dominant over met een variant in het ryanodinereceptor-gen (RYR1). Maligne hyperthermie is geassocieerd met RYR1-gerelateerde spierziekten zoals CCD en aanvallen van rabdomyolyse, uitgelokt door bijvoorbeeld extreme inspanning.

Een perioperatief CVA is meestal ischemisch en heeft dan vaak een trombo-embolische oorzaak. Bij het merendeel van de patiënten openbaren de symptomen zich pas vanaf de tweede postoperatieve dag. Een uitgebreid multifactorieel proces draagt bij aan het ontstaan van een CVA. Van alle bekende risicofactoren is de rol van intraoperatieve hypotensie nog steeds niet geheel duidelijk, maar er zijn aanwijzingen dat hypotensie voor onvoldoende perfusie van de z.g. penumbra kan zorgen waardoor postoperatief een CVA manifest kan worden. Toch zijn er op basis van de huidige inzichten geen duidelijke streefbloeddrukken te definiëren. Wel is adequate cerebrale oxygenatie essentieel om cerebrale ischemie te voorkomen. Van near-infrared spectroscopy wordt gedacht dat de cerebrale oxygenatie ermee kan worden gemonitord, maar algoritmen om de bijdrage van extracraniële weefsels te excluderen moeten nog gevalideerd worden. Adequate oxygenatie en bloeddrukmanagement lijken vooralsnog dus de belangrijkste modificeerbare risicofactoren van een perioperatief CVA.

Ter voorkoming van peroperatieve en postoperatieve complicaties bij patiënten met een spierziekte is het van belang goed geïnformeerd te zijn, zodat de ingreep en de benodigde anesthesie veilig gepland kunnen worden. Spierzwakte of juist een verhoogde spierspanning vraagt om specifieke maatregelen. In dit artikel worden de verschillende ziektebeelden beschreven en worden algemene en specifieke adviezen gegeven.

Een acute longembolie komt relatief vaak voor. De standaardbehandeling bestaat uit orale anticoagulantia voor hemodynamisch stabiele laagrisicopatiënten, en trombolyse of embolectomie voor hemodynamisch instabiele hoogrisicopatiënten. Bij instabiele patiënten wordt steeds vaker voor een endovasculaire behandeling gekozen. Aan de hand van casuïstiek bekijken we de waarde van endovasculaire behandeling en in het bijzonder van farmacomechanische trombolyse.