A&I
Een onafhankelijk, praktijkgerichte nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de NVA, NVIC, NIV, NVVC, NVvH, en NVN.

Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
In 1959 werden voor het eerst mechanisch beademde patiënten beschreven die gedurende hun behandeling uitval van vrijwel alle hersenfuncties vertoonden. In 1968 werden criteria voor het vaststellen van de hersendood beschreven en sindsdien worden patiënten die aan de criteria voldoen als dood beschouwd, ook al klopt hun hart nog en zijn er vele tekenen van leven. Het vaststellen van de hersendood heeft zin in het kader van orgaandonatie, daarbuiten dient het geen doel. Een hersendode zwangere die doorbehandeld wordt op een IC wordt niet als dood maar als comateus beschouwd. Hersendood is een zeldzaam verschijnsel op IC-afdelingen waar patiënten met ernstige cerebrale aandoeningen worden behandeld. Door preventie van traumatisch schedel-hersenletsel en preventie en betere behandeling van patiënten met subarachnoïdale bloedingen wordt het verschijnsel steeds zeldzamer.

De ochtendoverdracht is een fenomeen dat met name bij de interne geneeskunde en de kindergeneeskunde hoog gewaardeerd wordt als leermoment voor de aios. Bij de anesthesiologie zijn er veel verschillende invullingen van de ochtendoverdracht, de ene mogelijk zinvoller dan de andere. In de literatuur zijn diverse suggesties te vinden die de educatieve waarde van de overdracht kunnen verhogen. Het is het belangrijkst het aantal te bespreken casussen te beperken en per casus ook goed na te denken over het leerpunt dat hiermee gebracht wordt. Een veilige en open sfeer is essentieel voor een zinvolle overdracht.

De optimale keuze van antimicrobiële therapie hangt samen met de gevoeligheid van de ziekteverwekker voor een antibioticum.

Het perioperatief delier is een frequent optredende, typisch geriatrische complicatie. Alleen al de enorme spreiding van de gerapporteerde incidentie geeft aan dat deze diagnose regelmatig gemist kan worden of dat sprake kan zijn van onderrapportage. Het optreden van delier is geassocieerd met een direct gecompliceerd postoperatief beloop, verlengde ziekenhuisopname, hogere kosten, persisterende functionele achteruitgang en een toegenomen postoperatieve sterfte. Kennis van de presentatie van het perioperatief delier en de diagnostische criteria draagt bij tot een snellere diagnose en een betere behandeling.

Mammacarcinoom is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. Chirurgie in dit kader wordt in de postoperatieve fase vaak gecompliceerd door pijn en misselijkheid en dit leidt tot meer ongeplande opnames. Het toepassen van een locoregionale techniek naast algehele anesthesie zou gunstige effecten kunnen hebben op postoperatieve pijn, opioïdbehoefte en daarmee samenhangende bijwerkingen, op de opnameduur en op de kans op het ontwikkelen van chronische pijn. Het PECS-blok is een relatief nieuwe, laagcomplexe echogeleide locoregionale techniek, waarmee analgesie van het borst- en okselgebied wordt verkregen. Hoewel het aantal studies nog gering is, zijn de resultaten met betrekking tot de analgesie en eerder genoemde postoperatieve complicaties veelbelovend. Meer data op dit gebied zullen op relatief korte termijn volgen uit de reeds gestarte trials.

De dosis die nodig is om adequate analgesie te verkrijgen varieert individueel. Suboptimale analgesie en het optreden van bijwerkingen zijn vanuit ethisch oogpunt zeer ongewenst. De gebruikte doseringen worden nu nog gebaseerd op een ‘trial and error’-benadering, maar idealiter zouden patiëntkenmerken het uitgangspunt moeten zijn (gepersonaliseerde benadering). De interindividuele verschillen kunnen deels verklaard worden door variatie in de erfelijke aanleg voor enzymen die medicatie afbreken, en deels door variatie in de receptoren waarop de medicatie aangrijpt. Onderzoek naar variaties binnen de genen die coderen voor deze enzymen en receptoren heeft veel duidelijkheid gegeven over de variabiliteit in de respons op pijnstillers. Toch is in de klinische praktijk de toepasbaarheid van DNA-analyse om pijnmedicatie te personaliseren nog minimaal.