A&I
Een onafhankelijke, geaccrediteerde nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de ABIC. Aanvragen die door ABIC worden geaccrediteerd krijgen de categorie ‘Nascholing Intensive Care’. De nascholingen met deze categorie tellen mee voor zowel het basisspecialisme (NVA, NIV, NVVC, NVvH, NVN en NVALT) als het aandachtsgebied Intensive Care.
Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
Een thyreotoxische crisis is een extreme en levensbedreigende uiting van een thyreotoxicose waarbij tijdige herkenning en behandeling essentieel zijn voor een goede afloop. De relatief lage incidentie en het brede scala aan atypische symptomen waarmee dit ziektebeeld zich kan presenteren maakt het stellen van de diagnose lastig en daarom is het van belang dit onderwerp met regelmaat onder de aandacht te brengen. De diagnose wordt gesteld op basis van de klinische verschijnselen in combinatie met een bewezen thyreotoxicose; een extra handvat zijn bestaande diagnostische scoresystemen. Behandeling vindt veelal plaats op de IC en bestaat uit het wegnemen van de uitlokkende factor, het reduceren van de schildklierhormoonspiegel en het behandelen van de (vaak levensbedreigende) symptomen.
Maarten Soeters is internist-endocrinoloog in het Amsterdam UMC. Al voordat hij arts werd had hij interesse in voeding. Inmiddels heeft hij een eigen onderzoeksgroep met als speerpunten de postprandiale endocriene en metabole respons en de pathofysiologie van insulineresistentie. Daarnaast maakt hij zich hard voor onderwijs op het gebied van voeding en vooral ook beter eten voor klinische patiënten. Dit laatste heeft geresulteerd in een prestigieus voedingsprogramma, ‘Zorg op het bord’. Een paar dagen voordat hij het Europees parlement toespreekt over het belang van voeding in het ziekenhuis interviewen wij hem over dit onderwerp.
Insulinepompen en glucosesensoren worden in toenemende mate gebruikt bij de behandeling van diabetes mellitus. Daarom zal men ze ook vaker op de operatiekamer tegenkomen. In dit artikel bespreken we de huidige toepassingen van deze technieken en de relevantie voor de anesthesioloog.
Gebruik van psychofarmaca kan een verhoogd risico geven op complicaties in de perioperatieve periode door farmacologische effecten of bijwerkingen van het middel zelf of door interacties met andere medicatie. Ofschoon veel psychofarmaca al lange tijd worden gebruikt, ontbreken evidence-based richtlijnen en is er beperkt onderzoek gedaan naar het optreden van complicaties bij preoperatief continueren of stoppen. Op basis van de beschikbare literatuur en klinische expertise lijkt er geen reden meer voor het routinematig stoppen van de klassieke antidepressiva, monoamineoxidaseremmers, serotonineheropnameremmers en lithium. Tijdige herkenning van het gebruik van een antidepressivum bij preoperatieve screening door de anesthesioloog is van belang. Afhankelijk van het antidepressivum kunnen passende voorzorgsmaatregelen worden genomen. Indien nodig is de preoperatieve screening ook het moment om bij complexe patiënten te overleggen met de behandelend of consultatief psychiater. Afhankelijk van de risico-inschatting en complexiteit van de aandoening(en) van de individuele patiënt is medebehandeling door de psychiater tijdens opname aan te bevelen.
Huidige aanbevelingen omtrent perioperatieve substitutie van glucocorticoïden voor patiënten die chronisch behandeld worden met corticoïden is gebaseerd op de duur en dosis van de onderhoudsbehandeling. Ongeacht de duur van de behandeling en de dosis dienen alle patiënten hun normale dagelijkse dosis steroïden pre-, per- en postoperatief te continueren. De beslissing een supplementaire perioperatieve stressdosis steroïden voor te schrijven is gebaseerd op het risico van bijnierschorsinsufficiëntie, type chirurgie en graad van verwachte stress.
Adviezen voor het geven van borstvoeding na algehele anesthesie zijn essentieel. Zij vormen een belangrijk onderdeel van medicatieveiligheid waarbij extra aandacht uitgaat naar de pasgeborene. In dit artikel kijken we naar de fysiologie van moedermelk en de invloed van verschillende anesthesietechnieken op de aanmaak van moedermelk. Daarna worden voor de verschillende groepen anesthesiemedicatie specifieke adviezen gegeven. Deze adviezen zijn soms gebaseerd op farmacokinetische gegevens of klinische studies en komen daarmee niet overeen met de informatie van de fabrikant. Adviezen van het kenniscentrum voor bijwerkingen van medicatie Lareb waren daarbij leidend. De volgende medicamenten zijn af te raden bij borstvoeding: codeïne, oxycodon, acetylsalicylzuur, diazepam, jodium, clemastine, cocaïne en methylergometrine. Meestal is er voor deze middelen een goed alternatief voorhanden. Ook de niet-obstetrische chirurgie en de IC-opname krijgen aandacht.