Quintesse
Praktische nascholing voor bedrijfsartsen en verzekeringsartsen
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Quintesse?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Quintesse
Gesorteerd op nieuw - oud
Verslaving is de uiting van een chronische stoornis van het beloningsysteem in het brein en vormt een omvangrijk maatschappelijk probleem. Zowel een individueel biologisch bepaalde kwetsbaarheid als de directe effecten van drugs op de hersenen vormen een verklaring voor de stoornissen in het gebruik van middelen, zoals misbruik en verslaving in de DSM-5 worden benoemd. Verslaving is het gevolg van langer durende blootstelling aan roesmiddelen. Daardoor vindt een (geleidelijke) adaptatie aan de drugs binnen het beloningssysteem en de daarmee verbonden hersendelen plaats. Individueel bepaalde factoren zoals temperament, impulsiviteit, emotionaliteit, frustratietolerantie of de beloningsgevoeligheid voor middelen, zijn van belang bij het ontstaan van misbruik of verslaving. Het beloningssysteem is tevens een belangrijk ‘doelwit’ van het stresssysteem. Patiënten met een posttraumatische stressstoornis hebben een verhoogd verslavingsrisico. Stress speelt een belangrijke rol bij terugval in gebruik. Problematisch middelengebruik gaat meestal samen met andere psychische stoornissen en dient in samenhang daarmee behandeld te worden.

Bij het spreken over overmatig alcoholgebruik worden er vaak diverse termen gebruikt. De Wereldgezondheidsorganisatie en de Gezondheidsraad hebben een grens geformuleerd voor matig alcoholgebruik. Gebruik boven deze norm gaat gepaard met gezondheidsrisico’s. Het psychiatrische classificatiesysteem DSM formuleert criteria voor verslaving. Hierbij draait het niet zozeer om de hoeveelheid alcohol die wordt gebruikt, maar meer om de symptomen en gevolgen die iemand ervaart. In de individuele aanpak is het ten slotte van belang om tevens stil te staan bij de positieve en negatieve functie van het alcoholgebruik.

Het toepassen van evidence-based medicine (EBM) in de praktijk omvat vijf stappen die u als bedrijfs- of verzekeringsarts helpen bij het beantwoorden van praktijkvragen. Na het formuleren van een beantwoordbare vraag en het opstellen van een zoekstrategie komt in dit artikel het beoordelen van de methodologische kwaliteit aan bod. Dit begint met een beoordeling van de opzet en uitvoering van een richtlijn of systematische review. Voor een richtlijn gebruikt u het instrument AGREE II en voor een systematische review Nederlandstalige formulieren of het Engelstalige instrument AMSTAR. De beoordeling van de methodologische kwaliteit draait om het in kaart brengen van het risico op bias (vertekening). De criteria waarop een studie wordt beoordeeld hangt af van de onderzoeksopzet. Voor een gerandomiseerde trial is het bijvoorbeeld van belang dat de randomisatie goed is uitgevoerd, dat degene die de uitkomsten meet niet weet welke interventie de patiënt heeft gehad en dat het aantal uitvallers zo laag mogelijk is. In een diagnostische studie is het van belang dat alle deelnemers zowel de te onderzoeken test als de referentietest hebben ondergaan.

De verzekeringsgeneeskundige beoordeling van patiënten met kanker kan lastig zijn. Complicerende factoren zijn langdurige vermoeidheid, psychische belasting, wisselende belastbaarheid – soms met frequente periodes van verzuim – en situaties waarin ‘geen benutbare mogelijkheden’ overwogen kan worden, maar waarbij cliënten niet aan alle voorwaarden voldoen. Aan de hand van casuïstiek worden enkele thema’s besproken die relevant zijn bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling bij kanker.

Lange tijd is wereldwijd prioriteit gegeven aan het streven naar professionele bedrijfsgezondheidszorg met diverse experts, multidisciplinaire ‘occupational health services’. De vooruitgang op dit punt is echter heel beperkt gebleven. Ruim 80% van de werkenden in de wereld heeft nog steeds geen enkele vorm van bedrijfsgezondheidszorg, en zelfs in Nederland betreft dit naar schatting een kwart van alle werkenden.

Bedrijfsartsen hebben een taak in de preventie van werkgerelateerde kanker en het vaststellen van de oorzaken in het werk.