Quintesse
Praktische nascholing voor bedrijfsartsen en verzekeringsartsen
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Quintesse?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Quintesse
Gesorteerd op nieuw - oud
Aangezichtspijn kan worden veroorzaakt door een groot scala aan ziektebeelden. De pijn die optreedt is soms hevig. Omdat sommige aandoeningen zeer zeldzaam zijn, is de bekendheid met deze ziektes klein en duurt het soms lang voordat de correcte diagnose wordt gesteld en de correcte behandeling start. Vanwege deze problemen is op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Hoofdpijnpatiënten een landelijke richtlijn aangezichtspijn ontwikkeld om hulpverleners en patiënten meer houvast te geven in het ziekteproces. Alle relevante beroepsverenigingen en patiëntenvertegenwoordigers hebben deelgenomen aan de ontwikkeling van deze richtlijn. In dit artikel kunnen niet alle diagnoses die worden behandeld in de richtlijn aan bod komen. Daarom worden drie pijnsyndromen behandeld die relatief vaak voorkomen en ernstig zijn. De symptomen, epidemiologie, diagnostiek, differentiaaldiagnose en behandeling hiervan worden beschreven. Hierbij komen zowel theoretische als praktische aspecten aan bod. Verder wordt ingegaan op de invloed van werk op aangezichtspijn en vice versa.

Migraine is een paroxismale (aanvalsgewijs voorkomende) aandoening, waarbij het trigeminovasculaire systeem betrokken is. Terwijl de migraineaanval in de hersenstam lijkt te beginnen, is het waarschijnlijk dat de vasculatuur in de dura mater betrokken is bij het ontstaan van de hoofdpijn. De oorzaak van migraine is nog niet bekend, wel weet men dat een combinatie van bepaalde genen en omgevingsfactoren de kans op het krijgen van een migraineaanval kunnen verhogen. Migraine kan behandeld worden met (aspecifieke) pijnstillers of met specifieke geneesmiddelen ter behandeling van migraine. De triptanen vormen de meest gebruikte groep specifieke acuut werkende antimigraine middelen. Een nadeel van de triptanen is dat deze niet bij iedereen effectief zijn en dat deze niet bij patiënten met hart- en vaatziekten gebruikt kunnen worden.

Het UWV legt steeds vaker aan werkgevers een loonsanctie op bij de beoordeling van de WIA-aanvraag. Een deel van de loonsancties is terug te voeren op advisering door de bedrijfsarts of arbodienst. Een loonsanctie kan voorkomen worden door optimale re-integratie inspanningen te verrichten en de bedrijfsarts is hierbij een belangrijke adviseur voor werknemer en werkgever. De Beleidsregels Beoordelingskader Poortwachter bieden een goede handleiding voor adequate re-integratie-inspanningen. In de loop der jaren is de nodige jurisprudentie ontwikkeld omtrent de redenen voor het opleggen van een loonsanctie. In deze bijdrage wordt eerst ingegaan op de re-integratie verplichtingen van werkgever en werknemer en de rol van de advisering van de bedrijfsarts. Vervolgens wordt besproken wat de gevolgen zijn van een opgelegde loonsanctie.

Werknemers die zwaar werk verrichten hebben een grotere kans op het ontwikkelen van bewegingsapparaatklachten. De meeste van deze klachten zijn aspecifiek van aard. Het gaat dan om aandoeningen die ‘self-limiting’ zijn waarbij, na een korte periode van vermindering van de belasting en van het gebruik van medicatie en eventueel fysiotherapie, een volledig herstel mag worden verwacht. Er is echter altijd een kans op een specifieke diagnose. De zoektocht naar de juiste diagnose kan echter heel ingewikkeld zijn. Zoals blijkt uit deze casus kan de ziekte van Bechterew zich in eerste aanleg presenteren als een aspecifieke aandoening waaruit zich in de loop van de tijd een specifiek beeld ontwikkelt. Op grond van specifieke criteria wordt door een reumatoloog de diagnose gesteld. Dan wordt ook duidelijk wat dit betekent voor de richting waarin de re-integratie moet plaatsvinden. In de sector bouw is het mogelijk hiervoor kosteloos gebruik te maken van het loopbaantraject bouw dat landelijk beschikbaar is. Echter, de prognose van de ziekte van Bechterew is niet gunstig als het gaat om werkhervatting in eigen werk en er zal bijna altijd rekening gehouden moeten worden met (gedeeltelijke) uitval uit het arbeidsproces en arbeidsongeschiktheid.

De verschillende posities van bedrijfsarts en casemanager bij ziekteverzuimbegeleiding worden verhelderd. Dit artikel is gebaseerd op de NVAB-leidraad Casemanagement bij ziekteverzuimbegeleiding. Onder een casemanager verstaan we iedereen die zich als tussenpersoon, niet zijnde de eigen bedrijfsarts, actief bezighoudt met de ziekteverzuimbegeleiding. De casemanager kan onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts werken binnen het medisch domein of onder de verantwoordelijkheid van de werkgever actief zijn in het procesmatig domein. Deze twee posities brengen verschillende taken en werkrelaties met zich mee. Ook inhoud, verantwoordelijkheden en grenzen van de communicatie met elkaar en met de werkgever zijn uit de werkrelatie af te leiden. Wanneer de casemanager werkt onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts, heeft hij te maken met de regels die gelden voor het beroepsgeheim van de bedrijfsarts. Beiden delen met de werkgever die informatie die deze nodig heeft in het kader van ziekteverzuimbegeleiding. Wanneer de casemanager werkt onder verantwoordelijkheid van een derde, meestal de werkgever, beschouwt ook de bedrijfsarts hem als een derde. De bedrijfsarts deelt in dit geval met de casemanager alleen die informatie, die hij ook met de werkgever mag delen.

De indicatie voor antihypertensiva is in Nederland gebaseerd op het 10-jaars cardiovasculaire risico, maar is boven een bloeddruk van 160 mmHg systolisch ook onafhankelijk van dit risico. De belangrijkste reden voor antihypertensieve medicatie is vermindering van de kans op hartvaatziekten. Bij de behandeling van hypertensie zijn meestal meerdere antihypertensiva met verschillende aangrijpingspunten nodig om de bloeddruk op streefwaarde te krijgen. Bijwerkingen die worden veroorzaakt door het gebruik van antihypertensiva en de werkuitvoering kunnen beïnvloeden, zijn meestal van voorbijgaande aard. In voorkomende gevallen kan de bedrijfsarts met de behandelaar overleggen over aanpassing van de medicatie. De bedrijfsarts kan ook een taak hebben bij de ondersteuning van de therapietrouw die negatief kan worden beïnvloed door bijvoorbeeld ploegendienst.