Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
Antibiotica zijn natuurlijk voorkomende stoffen die geproduceerd worden door micro-organismen. Chemotherapeutica zijn volledig synthetisch bereide stoffen die niet in de natuur voorkomen en een antimicrobiële werking hebben. Het onderscheid tussen beide is echter minder duidelijk geworden doordat vele antibiotica synthetisch zijn gemodificeerd.
Kenmerken van vier veelgebruikte klassen antibiotica worden in dit artikel besproken. Achtereenvolgens worden van de bètalactamantibiotica, de macroliden, de aminoglycosiden en de fluoroquinolonen werkingsmechanisme en resistentievorming, farmacokinetiek, activiteitsspectrum, indicaties en bijwerkingsprofiel besproken.

Op de verloskamer werd een pasgeboren jongetje gezien met twee defecten van de hoofdhuid. Hij was geboren na een ongecompliceerde graviditeit, bij een termijn van 38+1 weken. Tijdens de partus was geen schedelelektrode geplaatst en geen micro-bloedonderzoek verricht. Er was geen vacuümpomp of tang gebruikt.
Moeder had bij haar eigen geboorte een soortgelijke, solitaire laesie op de kruin. Zij gaf aan dat deze nog af en toe jeukte bij stress.
Bij lichamelijk onderzoek werden twee circulaire huiddefecten met een doorsnede van 7 mm gezien ter plaatse van de kleine fontanel, met afwezigheid van epidermis, dermis en subcutis (figuur 1). Er waren geen evidente defecten van de schedel. Overig lichamelijk onderzoek toonde geen afwijkingen.
Bij moeder werd op de kruin een solitair litteken gezien van +/- 1 cm doorsnede (figuur 2).
Na een dag kon de jongen in goede klinische conditie naar huis ontslagen worden.

In 2012 werd de nieuwe richtlijn voor de acute opvang bij convulsieve status epilepticus (cse) bij kinderen geaccordeerd door de nvk en nvn/nvkn. De belangrijkste wijziging ten opzichte van de richtlijn uit 2005 is dat als eerste keus voor het couperen van een cse in het ziekenhuis wordt gekozen voor midazolam in plaats van diazepam. Midazolam blijkt, ongeacht de toedieningsroute, effectiever dan diazepam. Het wordt na intramusculaire, buccale of nasale toediening beter en betrouwbaarder geresorbeerd dan diazepam rectaal en geeft door de kortere halfwaardetijd minder lang bijwerkingen dan bij gebruik van diazepam. Bovendien is midazolam intramusculair, intranasaal of buccaal gemakkelijker toe te dienen en sociaal acceptabeler dan rectale toediening. Als een patiënt met een cse een intraveneuze toegangsweg heeft, dient midazolam of lorazepam intraveneus als eerste keus te worden toegediend. Voor de vervolgstappen bij een (refractaire) cse zijn er geen veranderingen ten opzichte van de oude richtlijn.

We bespreken de ziektegeschiedenis van een 6-jarige jongen die zich presenteerde met een voorbijgaande hemiparese. Zes maanden voor presentatie had hij de waterpokken doorgemaakt. Een mri toonde een infarct van het linker putamen, de mra een vasculopathie van de a. cerebri anterior en media, en in de liquor werd dna van varicellazostervirus (vzv) aangetoond. Op basis van de anamnese en diagnostiek werd de diagnose arterieel infarct op basis van een postvaricella-arteriopathie gesteld.
Een arterieel herseninfarct bij kinderen presenteert zich in meer dan 80% van de gevallen met een hemiparese en is in meer dan een derde van de gevallen geassocieerd met een transiënte arteriopathie, vaak voorafgegaan door een vzv-infectie. Vroegtijdige herkenning van een infarct is noodzakelijk om de juiste diagnostiek in te zetten en behandelopties te overwegen.

Koorts bij kinderen is een belangrijke reden voor ouders om de dokter te bezoeken. Slechts een klein deel van de kinderen met koorts heeft een ernstige bacteriële infectie. De uitdaging voor de arts is om de aan- of afwezigheid hiervan te signaleren. Omdat klinische symptomen onvoldoende onderscheidend zijn, wordt in dit artikel de waarde van leukocytengetal, crp en pct onderzocht in een seh-setting. Verschillende overzichtsartikelen, voornamelijk uitgevoerd bij kinderen > 1 maand, komen tot dezelfde conclusie: crp en pct zijn beide goede bepalingen om een ernstige bacteriële infectie meer of minder waarschijnlijk te maken. pct heeft vooral een hoge sensitiviteit. De waarde van gecombineerd gebruik van crp en pct in het onderscheid naar ernstige infecties is nog onduidelijk. De waarde van het leukocytengetal voor het aantonen van een ernstige bacteriële infectie is zeer beperkt.

Bij de meeste kinderen die zich bij een (kinder)arts presenteren met chronische buikpijn, wordt geen organische oorzaak gevonden en is dus sprake van functionele buikpijn. Buikpijngerelateerde functionele maag-darmaandoeningen worden geclassificeerd met de Rome iii-criteria. Hoewel exacte pathofysiologische mechanismen niet bekend zijn, wordt verondersteld dat deze ontstaan door een complex samenspel van genetische, fysiologische en psychosociale factoren. Bij de diagnostiek zijn gedegen anamnese en lichamelijk onderzoek van belang, waarbij men let op de aanwezigheid van alarmsymptomen voor organische aandoeningen. Naast enig oriënterend aanvullend onderzoek is uitgebreide diagnostiek zelden nodig. In de behandeling staan educatie en geruststelling centraal. Bij persisterende klachten komt een psychologische interventie in aanmerking, zoals cognitieve gedragstherapie en hypnotherapie. Vergelijkende studies naar de effectiviteit van medicatie ontbreken. Daarom komt medicatie pas in aanmerking als psychologische interventies niet effectief zijn gebleken of wanneer kind en ouders daar niet voor openstaan.