A&I
Een onafhankelijk, praktijkgerichte nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de ABIC. Aanvragen die door ABIC worden geaccrediteerd krijgen de categorie ‘Nascholing Intensive Care’. De nascholingen met deze categorie tellen mee voor zowel het basisspecialisme (NVA, NIV, NVVC, NVvH, NVN en NVALT) als het aandachtsgebied Intensive Care.

Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
Voor het inzichtelijk maken, verantwoorden en verbeteren van de kwaliteit van zorg verzamelen ziekenhuizen allerlei gegevens over de feitelijk verleende zorg en de tevredenheid hierover bij diverse groepen als patiënten, samenwerkingspartners en medewerkers. Zo bepalen zij of de zorg voldoet aan de standaarden voor kwaliteit en veiligheid en vinden zij aanknopingspunten om verbeteringen door te voeren. Belangrijke input voor het vaststellen van de kwaliteit van zorg zijn ook de patiëntervaringen. In dit artikel wordt ingegaan op het belang van het meten van ervaringen van patiënten en hun naasten; bekeken wordt welke methoden bruikbaar zijn en hoe deze methoden elkaar kunnen aanvullen en versterken.

Goed inzicht in statistiek is belangrijk voor het correct interpreteren van studieresultaten. Dit is belangrijk voor ons klinisch functioneren. Ook voor het opzetten van studies is deze kennis van essentieel belang. In dit artikel wordt een beknopte introductie in de medische statistiek en epidemiologie gegeven, waarin studiedesign, analyse en validiteit aan bod komen.

De aanwezigheid van chronisch obstructief longlijden is een complicerende factor bij patiënten die chirurgie moeten ondergaan. De aandoening is geassocieerd met een verhoogd risico op postoperatieve pulmonale complicaties en mortaliteit. Beoordeling, gedegen advies en begeleiding van patiënten met COPD in de perioperatieve fase verbetert de uitkomst. Een multidisciplinaire aanpak door de anesthesioloog, longarts en chirurg heeft daarbij de voorkeur. Dit artikel gaat in op de behandeling en begeleiding van patiënten met COPD rondom (niet-pulmonale) chirurgie.

Het routinematig vernevelen van bronchodilatatoren, soms in combinatie met een mucolyticum, is een wijd verbreid gebruik op de IC, maar er is weinig literatuur die deze behandeling rechtvaardigt. Dit geldt in extenso voor het vernevelen met mucolytica. De zin van vernevelen met bronchodilatatoren bij de behandeling van een exacerbatie van COPD bij een beademde patiënt is sterk afhankelijk van vernevelstrategie en -frequentie. Vernevelen van antibiotica bij een ventilator-associated pneumonia (VAP) is geen ‘standard of care’ in de IC, terwijl er in de literatuur aanwijzingen zijn dat het toevoegen van inhalatietherapie met antibiotica aan systemische behandeling de ernst van VAP reduceert. Voor elke inhalatietherapie geldt dat de wijze van vernevelen bepalend is voor het succes van de behandeling. Bronchodilatatoren kunnen met jetvernevelaars verneveld worden, mits juist geplaatst binnen het beademingscircuit. Het vernevelen van antibiotica is alleen zinvol met vibrerende of ultrasone vernevelaars, mits juist geplaatst.

Anton Vonk Noordegraaf is longarts, hoogleraar en sinds vorig jaar afdelingshoofd van de afdeling longgeneeskunde in het VU medisch centrum in Amsterdam. Ik spreek hem in zijn nieuwe werkkamer, tussen verhuisdozen en stapels preparaten. In de kast staat een aantal exemplaren van het boek De onzichtbare patiënt, een biografie geschreven door een jonge vrouw met pulmonale hypertensie. Sinds zijn coassistentschappen is Anton Vonk Noordegraaf gefascineerd door dit ziektebeeld. Nog voor ik een vraag stel, begint hij erover te vertellen.

Van de vele boeiende publicaties op anesthesiologisch gebied kunnen we hier slechts een gedeelte belichten.Het belang om onderzoeksresultaten kritisch te blijven beschouwen en niet al gelukkig te worden van een p < 0,05 wordt alleraardigst door Gibbs beschreven. Hij laat zien dat in de periode 2011-2012 in de vijf meest geciteerde anesthesiologische bladen in 25 ‘willekeurige’ artikelen 36 conclusies werden getrokken zonder voldoende a priori-power of klinisch relevant verschil; een waargenomen effectgrootte die kleiner is dan de van te voren klinisch relevante effectgrootte en die in feite beschouwd kan worden als hypothesegenererende observatie. Overigens: bij 15 artikelen (41,6%) waren deze drie criteria wel aanwezig. Frequent viel op dat een klinisch relevante conclusie werd getrokken uit een secundaire observatie.