Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
In 2009 heeft het Amalia kindercentrum de aanpak van rehydratie bij acute gastro-enteritis veranderd. Tot die tijd werden de kinderen gedurende enkele dagen opgenomen. Rehydratie werd uitgevoerd met ORS via een neus-maagsonde, zonder duidelijke ontslagcriteria. Daardoor bleef het kind na de rehydratie vaak nog opgenomen voor suppletie van aanhoudende verliezen. Wij zochten naar standaardisering van de aanpak zonder overbodige interventies. Op grond van internationale richtlijnen werd gekozen voor snelle enterale rehydratie. De belangrijkste aspecten van onze nieuwe richtlijn zijn:
in principe geen aanvullende diagnostiek;
gestandaardiseerde enterale rehydratie met ORS 20 ml/kg/uur gedurende vier uur;
zo mogelijk ontslag binnen zes uur.
Implementatie van deze richtlijn was goed mogelijk en veilig: de opnameduur werd gehalveerd zonder toename van het aantal heropnames.
In dit artikel bespreken we onze ervaringen met de implementatie van deze richtlijn.

Een normaal looppatroon kenmerkt zich door een vloeiend, efficiënt en symmetrisch bewegingspatroon van de benen. Het lopen

In dit artikel wordt een kenmerkend verhaal verteld van een kind dat is geboren met een milde vorm van osteogenesis imperfecta. Het stellen van de diagnose is niet altijd eenvoudig en het niet stellen ervan kan tot vervelende situaties leiden. Osteogenesis imperfecta is een erfelijke ziekte waarbij het collageen I is veranderd. In het Nederlands wordt het ook wel ‘breekbarebottenziekte’ genoemd, maar men dient zich te realiseren dat niet alleen bot, maar alle collageen I-bevattende weefsels zijn aangedaan. Een multidisciplinaire aanpak is dan ook gewenst. In Nederland is deze gerealiseerd voor kinderen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis van het UMC Utrecht en voor volwassenen in de Isala Klinieken in Zwolle.

De klinische beoordeling van de slappe of hypotone zuigeling vormt een diagnostische uitdaging. Hypotonie kan haar oorsprong

Het beleid rond borstvoeding was in het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen aanvankelijk niet optimaal: er werd pas laat na de geboorte aangelegd en kinderen met hypoglykemie en hyperbilirubinemie kregen standaard bijvoeding ten koste van de borstvoeding. Door de verschillende afdelingen (kraam-, couveuse-, zuigelingen-) werden vaak verschillende borstvoedingsadviezen gegeven, wat tot verwarring leidde. We besloten een beleid in te voeren met eenduidige adviezen op basis van de tien vuistregels van Wereldgezondheidsorganisatie WHO/Unicef. Kort daarna voerden wij het principe in van family-centered care voor moeder-en-kindzorg. In januari 2006 werden de kraamsuites geopend en in oktober 2008 de couveusesuites. Dit faciliteerde het borstvoedingsbeleid. Niet lang na de opening van de kraamsuites zagen we effecten, met als meest opmerkelijke effect een daling van het aantal gevallen van hypoglykemie. Zuigelingen worden meteen na de geboorte bij de moeder gelegd en blijven bij de moeder. Moeders die via een keizersnede zijn bevallen, krijgen het kind meteen bij zich voor huid-op-huidcontact. Er wordt nauwelijks bijgevoed. In dit artikel geven we aan wat de kritische succesfactoren (voorwaarden) zijn geweest om tot de gewenste situatie te komen. Wij adviseren anderen om planmatig en vanuit een gezamenlijke visie te werk te gaan, alle betrokkenen hierbij vanaf het begin te betrekken en via audits en kwaliteitsonderzoek te zorgen voor borging.

Congenitale hypothyreoïdie (CH) omvat een spectrum van zeer verschillende ziektebeelden, zowel op basis van schildkliergerelateerde oorzaken (CH van thyreoïdale oorsprong, CH-T) als op basis van stoornissen van het hypothalamisch-hypofysaire regelsysteem (CH van centrale origine, CH-C).
De vele verschillende (sub)typen van CH zijn zeldzaam tot zeer zeldzaam, waardoor het voor de algemeen kinderarts praktisch onmogelijk is voldoende ervaring en expertise te verwerven om elke pasgeborene met CH-verdenking goed te kunnen opvangen. Etiologische diagnostiek, initiële tailor-made behandeling, specifiek op het (sub)type CH gerichte informatieverstrekking en het bijhouden van een database voor langetermijnfollow-up zijn daarom bij uitstek taken voor de kinderarts-endocrinoloog.
Alle patiënten met intrinsieke CH hebben levenslange specialistische zorg nodig. In geval van CH-T, vooral bij schildklieraanlegstoornissen, kan de zorg desgewenst snel aan de algemeen kinderarts worden overgedragen. Bij pasgeborenen met CH-C of andere complexe vormen van CH dient de zorg te worden overgelaten aan een kinderendocrinologisch centrum, met als optie shared care.