Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
Het thema ligt ditmaal buiten de kindergeneeskunde: ‘leentjebuur en kleine kwalen’. Die kleine kwalen, daar gaat het over in de gesprekken die tot de onderstaande tekst hebben geleid en die me dan ook buiten de kindergeneeskunde hebben gevoerd, hoewel niet te ver, zeg maar één stap. Twee hoogleraren met innovatie in hun portefeuille, die zich beiden vanuit epidemiologisch perspectief hebben gebogen over kleine kwalen die ons kinderartsen aangaan: bovensteluchtwegklachten en maag-darmproblemen.

Een 7-jarige niet-zieke jongen presenteert zich met een rood, gezwollen rechteroog (figuur 1). De zwelling is 24 uur geleden ontstaan en is progressief. Hij geeft hoofdpijn aan rondom het gezwollen oog. Daarnaast heeft hij sinds een dag koorts tot 39,6 °C. Het lukt hem niet zijn oog nog te openen. Verder is hij niet misselijk en heeft hij niet gebraakt. Bij manuele opening van het ooglid zijn geen afwijkingen aan het oog te zien. De visus, de pupilreflexen en de oogvolgbewegingen zijn ongestoord.

Jaarlijks worden er in Nederland zo’n 5500 appendectomieën uitgevoerd bij kinderen jonger dan 20 jaar. Het percentage normale appendices dat wordt verwijderd loopt op tot 20%, afhankelijk van leeftijd en geslacht. Het risico op postoperatieve complicaties is ongeveer 10%, ook bij verwijdering van een normale appendix. Naar aanleiding van deze cijfers heeft de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde in 2010 een richtlijn opgesteld voor de diagnostiek en behandeling van acute appendicitis. Deze richtlijn is vooral gericht op de diagnostische aanpak bij de patiënt met een verdenking op een appendicitis en op de rol van aanvullende beeldvormende technieken. In alle gevallen wordt echografie aanbevolen en bij een echo met onzekere uitslag kunnen meerdere strategieën worden gevolgd. In de dagelijkse praktijk leidt deze richtlijn echter ook tot enkele knelpunten. In dit artikel worden zowel de richtlijn zelf als deze knelpunten besproken.

Het rode oog is een aandoening die vooral in de huisartsenpraktijk wordt gezien. Kinderen tot en met 11 jaar zijn

Een lumbaalpunctie bij een zuigeling wordt veelal uitgevoerd in zijligging. Uitvoering in zittende houding blijkt echter een aantal voordelen te hebben. Zo is de interspinale ruimte significant groter, wat de procedure kan vergemakkelijken.1 Daarnaast wordt aan de zuigeling meer comfort geboden, doordat deze zittende positie een meer natuurlijke houding vormt. Tevens wordt overmatige flexie van de nek voorkomen. Naar onze ervaring lijkt de zittende houding een veilig alternatief voor de traditionele zijligging voor het uitvoeren van een lumbaalpunctie.

Bij de toepassing van dermatocorticosteroïden hebben kinderartsen regelmatig te maken met steroïdangst bij de ouders. De werking en het risico op bijwerkingen van dermatocorticosteroïden hangen af van meerdere factoren, zoals de chemische eigenschappen van het steroïdmolecuul, het vehiculum en de toestand van de huid. Deze factoren worden in het artikel toegelicht. De kans op zowel lokale als systemische bijwerkingen is groter naarmate het dermatocorticosteroïd een hogere potentie (hogere klasse) heeft, een grotere biologische beschikbaarheid heeft en frequenter en langduriger gebruikt wordt. De meest gemelde lokale en systemische bijwerkingen zullen worden besproken. Bij zorgvuldig gebruik van dermatocorticosteroïden is het risico op lokale en systemische bijwerkingen erg klein. In het artikel worden praktische ‘regels’ besproken die u kunt toepassen om de kans op bijwerkingen van dermatocorticosteroïden bij kinderen te verminderen.