Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
Wij bespreken de casus van een 27 dagen oude neonaat die gallig braakt. Bij een gallig brakende, meer dan een week oude neonaat hoort een uitgebreide differentiële diagnose, die is besproken in het vorige nummer van Praktische pediatrie. Allereerst moet worden gedacht aan een intestinale obstructie, zoals een malrotatie met volvulus, de meest voorkomende oorzaak van gallig braken bij een neonaat. In dit artikel bespreken we de overige oorzaken van een acute buik bij een gallig brakende neonaat. Bij laparotomie in het kinderchirurgisch centrum kwam een onverwachte diagnose aan het licht, namelijk een periappendiculair abces.
Dit is een zeldzame diagnose bij pasgeborenen waar differentiaaldiagnostisch meestal niet aan wordt gedacht bij een gallig brakende neonaat.

Argumenten vóór groeihormoonbehandeling bij kinderen met idiopathisch kleine gestalte zijn: 1) een onbekende oorzaak is geen reden om een kind behandeling te ontzeggen; 2) het onderscheid tussen idiopathisch kleine gestalte en groeihormoondeficiëntie of small for gestational age is arbitrair; 3) de gevoeligheid voor groeihormoon is vrijwel altijd normaal; 4) zonder behandeling is de eindlengte meestal lager dan de referentiespreiding; 5) kinderen met kleine lengte ervaren stress en volwassenen met zeer kleine lengte hebben een verlaagde kwaliteit van leven; 6) het gemiddelde effect van een adequate dosis groeihormoon op de eindlengte is 7 cm; 7) groeihormoon is veilig; en 8) het onthouden van groeihormoonbehandeling aan kinderen met (zeer) kleine gestalte en idiopathisch kleine gestalte is onrechtvaardig, omdat groeihormoon geaccepteerd is bij kinderen met andere vormen van niet door groeihormoondeficiëntie veroorzaakte groeiachterstand met een gelijke lengte en een gelijk behandelingseffect.

In dit artikel worden achtereenvolgens impetigo, mollusca contagiosa, tinea capitis, luiereczeem en hemangiomen besproken. De doelstelling van het artikel is om de herkenning van deze huidbeelden te bevorderen en een leidraad te geven voor het opstarten van een adequaat beleid.

Polydactylie (veelvingerigheid) is een aangeboren afwijking aan de hand of voet, uni- of bilateraal, uiteenlopend van een huidaanhangsel tot een of meer extra stralen. Polydactylie wordt ingedeeld in radiale (duimzijde), centrale (middelste drie stralen) en ulnaire (pinkzijde) polydactylie. De afwijking kan geassocieerd zijn met een syndactylie (verkleving van vingers), cleft hand (gespleten hand) en polydactylie van de voeten. Het komt voor als geïsoleerde of syndromale afwijking. In dit artikel bespreken we de verschillende typen polydactylie (al dan niet syndromaal) met hun vóórkomen en de chirurgische behandeling. Bij alle vormen van polydactylie is verwijzing voor behandeling naar een gespecialiseerde plastisch chirurg wenselijk; eenvoudig afbinden van rudimentaire extra vingers of tenen dient te worden afgeraden in verband met het risico op pijnlijke neuromen in de stomp.

Het opsporen van onderliggende ziekten als oorzaak van obesitas bij kinderen is een uitdaging omdat ze slechts bij een klein percentage van de kinderen voorkomen. Gestructureerde anamnese en lichamelijk onderzoek gericht op mogelijke oorzaken kunnen, in combinatie met de groeicurve, een bijdrage leveren aan het op het spoor komen van deze ziekten. Als gerichte anamnese, lichamelijk onderzoek en groeicurve geen bijzonderheden opleveren, is aanvullende diagnostiek niet geïndiceerd.

Voorkeurshouding en plagiocefalie op de zuigelingenleeftijd komen de laatste vijftien jaar zeer frequent voor en zijn geassocieerd met de preventieve adviezen ten aanzien van wiegendood. Met behulp van een recent ontwikkelde objectieve meetmethode voor deze schedeldeformatie, plagiocefalometrie, kunnen de mate en ernst van deformatieve plagiocefalie en/of brachycefalie al vanaf de geboorte worden vastgelegd. Er is een causaal verband tussen de hanterings- en positioneringsgewoonten (slapen, voeden, spelen, verzorgen), de motorische ontwikkeling, de voorkeurshouding en schedeldeformatie. Protocollaire kinderfysiotherapie heeft, ten opzichte van de reguliere zuigelingenzorg, een bewezen effect op ontstaan en correctie van schedelasymmetrie. Het is belangrijk nieuwe evidence-based kennis te implementeren in de dagelijkse praktijk van alle kindgerichte professionals in de gezondheidszorg. Een landelijke, multidisciplinaire jgz-richtlijn Voorkeurshouding en plagiocefalie is in ontwikkeling.