Nervus
Praktijkgerichte nascholing over neurologie
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVN, NVvN en VSR.
        Alle collecties van Nervus
Gesorteerd op nieuw - oud
                
            Epilepsie kent een breed scala aan oorzaken. Vrijwel elke aandoening die aanleiding kan geven tot corticale prikkeling kan een epileptisch insult induceren. In dit artikel ligt de focus op pathologie die typisch met epilepsie is geassocieerd en door middel van beeldvorming geïdentificeerd kan worden. Doel is het verkrijgen van inzicht in de oorzaken van epilepsie die op radiologische beeldvorming zichtbaar zijn.
Epileptogene hersenafwijkingen die op computed tomography (CT) en/of magnetic resonance imaging (MRI) zichtbaar zijn kunnen grofweg worden ingedeeld in ontwikkelingsstoornissen en verworven aandoeningen (tabel 1). Zoals te verwachten komen ontwikkelingsstoornissen en stofwisselingsziekten veelal relatief vroeg tot uiting (kinderleeftijd of jong volwassen) en verschuift het spectrum naar verworven aandoeningen in de adulte populatie. In dit overzichtsartikel is er verder specifiek aandacht voor tumoren die typisch met epilepsie geassocieerd zijn, traumatische afwijkingen met corticale prikkeling, mesotemporale sclerose en vasculaire aandoeningen. Als laatste is er aandacht voor specifieke afwijkingen die postictaal gezien kunnen worden op MRI-opnamen.
        
    
                
            Epilepsie is een heterogene en complexe aandoening die vaak gepaard gaat met comorbiditeit zoals gedragsproblematiek en lichamelijke of verstandelijke beperkingen. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen en adolescenten met epilepsie een verhoogd risico hebben op een slechte psychosociale uitkomst op volwassen leeftijd ten opzichte van jongeren met andere chronische aandoeningen. Ook krijgen jongeren met (chronische) epilepsie te maken met een overgang (transitie) van kinderarts naar volwassen gezondheidszorg. Deze overgang verloopt vaak moeizaam en kan zelfs leiden tot discontinuïteit van epilepsiezorg op volwassen leeftijd. Een Epilepsie Transitiepoli lijkt uitkomst te bieden om medische en psychosociale problematiek tijdens de adolescentie tijdig te erkennen en te ondervangen en de overgang naar volwassenenzorg te vergemakkelijken. De multidisciplinaire transitiepoli van Kempenhaeghe bestaat uit een neuroloog, klinisch neuropsycholoog, onderwijskundige en maatschappelijk werker. Dit hoofdstuk beschrijft de achtergrond en veelvoorkomende psychosociale problematiek van jongeren met epilepsie, en de unieke werkwijze van de epilepsie transitiepoli in Kempenhaeghe.
        
    
                
            Verworven demyeliniserende polyneuropathieën zijn vaak immuungemedieerd en behandelbaar. Het vlot stellen van de diagnose is dan ook belangrijk. Deze polyneuropathieën verschillen qua klinische presentatie, beloop, ernst en bevindingen bij aanvullend onderzoek. Ook de behandelmogelijkheden verschillen. Het EMG wordt gebruikt om demyelinisatie aan te tonen en de verdeling van de afwijkingen in kaart te brengen. Het aantonen van tekenen van demyelinisatie op het EMG kan lastig zijn en een correcte interpretatie kan worden beïnvloed door technische en fysiologische factoren. Het is belangrijk dit te onderkennen. In dit artikel komen de meest voorkomende oorzaken van verworven demyeliniserende polyneuropathieën, de differentiële diagnosen, klinische symptomen, diagnostische mogelijkheden en behandelopties aan de orde.
        
    
                
            Hogeresolutie-echografie is een breed beschikbaar en niet-invasief diagnostisch instrument, waarmee erg praktische en klinisch relevante perifere zenuwen zijn te onderzoeken. Het heeft inmiddels een vaste rol bij de diagnostiek van mononeuropathieën, waarbij het deels het EMG kan vervangen (bijvoorbeeld bij CTS) maar ook belangrijke aanvullende informatie geeft ten aanzien van de lokalisatie en aard van de laesie. Dat is bijvoorbeeld mogelijk bij tenosynovitis in het geval van CTS, bij een ganglion of neurinoom (in geval van een ulnaropathie of peroneusneuropathie) of bij een relatie met callusvorming na botfractuur. Daarnaast biedt het de mogelijkheid tot snellere diagnose van axonotmesis/neurotmesis bij traumatisch zenuwletsel of iatrogeen letsel (o.a. relatie met schroef- en/of plaatmateriaal). Voorts lijkt er een belangrijke diagnostische rol te zijn weggelegd bij verdenking op een inflammatoire neuropathie, zoals bij chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) en multifocale motorische neuropathie (MMN). Mogelijk kan echografie in de nabije toekomst ook bij screening worden ingezet voor kinderen of familieleden van patiënten met een erfelijke neuropathie. Tot slot leent de echografie zich ook als hulpmiddel bij interventies, zoals lokale injecties met medicatie of technisch lastige lumbaalpuncties.
        
    
                
            Neurologische paraneoplastische syndromen bij melanomen zijn zeldzaam. Gezien het gemeenschappelijke voorkomen van vergelijkbare oppervlakteantigenen bij de melanocyt en de schwanncell verdient de mogelijke relatie tussen patiënten met een melanoom in de voorgeschiedenis en perifere zenuwuitval of een polyneuropathie extra aandacht. Tijdige herkenning en behandeling kunnen bepalend zijn voor zowel de prognose van het melanoom als het herstel van de polyneuropathie.
        
    
                
            Anti-epileptica stoppen? | Uitkomsten van intracerebrale hematomen bij NOAC’s en vitamine K-antagonisten vergeleken