Conservatieve en operatieve behandeling van het neurogeen thoracic-outletsyndroom (AF, BD)
Het neurogeen thoracic-outletsyndroom (nTOS) ontstaat door beknelling van de vaat-zenuwbundel in de schoudergordel en veroorzaakt klachten zoals pijn in de nek, het achterhoofd, de schouder, de oksel, de rug en/of de arm. Daarnaast kan er sprake zijn van sensibele stoornissen met tintelingen en/of een doof gevoel in de arm en vingers en/of krachtsverlies en/of vegetatieve verschijnselen (verkleuring hand/vingers, droge huid). De klachten verergeren in bepaalde posities of bij bepaalde activiteiten, vaak met de arm boven schouderniveau. Indien uitgebreide multidisciplinaire screening een sterke verdenking op nTOS oplevert, wordt primair een conservatieve fysiotherapeutische behandeling ingezet. Indien de fysiotherapeut geen ruimte meer ziet voor verbetering, kan chirurgisch een thoracic-outletdecompressie worden verricht. Postoperatief is wederom sprake van een belangrijke rol voor de fysiotherapeut. Deze is de eerste drie weken voornamelijk gericht op het bereiken van de passieve, volledige beweeglijkheid van de schoudergordel. Daarna worden de bewegingen geleidelijk uitgebreid onder frequente fysiotherapeutische begeleiding.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- herkent u de klachten passend bij een neurogeen thoracic-outletsyndroom (nTOS)
- weet u welke anatomische structuren bij nTOS betrokken kunnen zijn
- weet u wanneer een patiënt in aanmerking komt voor een thoracic-outletdecompressie, pectoralis minortenotomie of een combinatie hiervan
- bent u op de hoogte van de conservatieve en postoperatieve fysiotherapeutische behandeling bij patiënten met nTOS
- bent u in staat om een afwijkend beloop in het postoperatieve herstel te herkennen en veelvoorkomende klachten toe te lichten aan uw patiënt