Sarcopenie en functionele achteruitgang: pathofysiologie, preventie en therapie
Twintig jaar geleden werd de term 'sarcopenie' geïntroduceerd om het leeftijdsgebonden verlies aan spiermassa te beschrijven. Sindsdien is sarcopenie intensief bestudeerd en er zijn prevalentiewaarden gerapporteerd in vijftien artikelen (tussen 1998 en 2008) waarbij verschillende continenten en rassen besproken zijn. Er is echter een gebrek aan consistentie betreffende de uitkomstmaten en drempelwaarden om op een efficiënte wijze te screenen op sarcopenie. De meeste benaderingen zijn gebaseerd op het schatten van spiermassa of spiervolume en de overeenkomstige drempelwaarden zijn mogelijk te strikt waardoor ze niet zo geschikt zijn voor dagelijks gebruik. Vanuit klinisch oogpunt kan de beoordeling van de spierfunctie (handknijpkracht en spiervermoeibaarheid) voorgesteld worden als een screeningsinstrument met voldoende sensitiviteit om oudere personen te identificeren die een spierzwakte vertonen die zo ernstig is dat verder onderzoek en behandeling gerechtvaardigd is. In deze review worden de pathofysiologie, de beoordeling, preventie en behandeling van sarcopenie besproken vanuit een fysiotherapeutisch perspectief.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- de evolutie van de spierfunctie met het ouder worden en sarcopenie
- de onderliggende mechanismen van sarcopenie
- de functionele gevolgen van sarcopenie
- de behandelmogelijkheden