Antiretrovirale middelen

In 1987 kwam het antiretrovirale middel zidovudine (AZT) beschikbaar voor de behandeling van mensen met een hiv-infectie. In de jaren daarna kwam er nog een aantal hiv-remmers beschikbaar. Aanvankelijk werd monotherapie met een hiv-remmer toegepast bij symptomatische patiënten. De duur van de effectiviteit bleek echter beperkt. Uit de ‘Concorde’ studie in 1993 kwam naar voren dat er geen verschil in effect was tussen vroeg (asymptomatisch stadium) en laat (bij klachten) starten met zidovudine monotherapie. Uit vervolgstudies met combinaties van twee hiv-remmers bleek dat deze een aanzienlijk beter effect hadden op de ziekteprogressie, levensverlenging en daling van het aantal CD4-cellen dan monotherapie. Dit effect was met name te zien bij patiënten die nog niet eerder waren behandeld met monotherapie. Bijna tien jaar later, in 1996, werden de eerste resultaten bekend van klinisch onderzoek naar het effect van een nieuwe klasse van hiv-remmers, de proteaseremmers, in combinatie met de bestaande hiv-remmers, de ‘triple therapie’. Sindsdien is de hiv-infectie veranderd van een dodelijke infectieziekte in een chronische infectieziekte. Tegenwoordig zijn er 23 verschillende geneesmiddelen beschikbaar voor de behandeling van de hiv-infectie Deze 23 middelen worden in een combinatie van drie of meer voorgeschreven. Antiretrovirale therapie wordt in de literatuur op verschillende manieren weergegeven, zoals HAART (highly active antiretroviral therapy) CART (combination antiretrovirale therapie) en ART (antiretrovirale therapie). De huidige behandeling van de hiv-infectie bestaat uit een combinatie van geneesmiddelen die er gezamenlijk voor zorgen dat de replicatie van het virus wordt onderbroken. Hierdoor neemt de activiteit van het hiv in het lichaam af en krijgt het immuunsysteem de kans zich te herstellen, waardoor de kans op infecties afneemt. Hiv gebruikt met name CD4-cellen om zichzelf te kunnen vermenigvuldigen. Deze CD4- of T-helpercellen spelen een belangrijke rol in het immuunsysteem. Doordat het hiv deze cellen gebruikt en ten slotte vernietigt, zijn er op den duur te weinig van deze cellen voor een goed functionerend immuunsysteem. Wanneer het hiv de CD4-cel binnendringt, komt het erfelijke materiaal van het hiv vrij (RNA) en wordt opgenomen in het erfelijk materiaal van de gastheercel (DNA). Virussen met erfelijk materiaal in de vorm van RNA, die na de infectie van een gastheercel een kopie maken van hun eigen erfelijk materiaal, noemt men retrovirussen.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- kent u de werking van antiretrovirale therapie
- hebt u inzicht in de verschillende klassen antiretrovirale therapie
- weet u hoe antiretrovirale therapie wordt toegepast
- bent u op de hoogte van de voor- en nadelen van antiretrovirale therapie
- kent u de meest voorkomende bijwerkingen van antiretrovirale therapie