Propofol en het propofolinfusiesyndroom
Propofol is een veelgebruikt intraveneus anestheticum dat werkt als agonist van de GABAA-receptor. Naast dosisafhankelijke respiratoire en hemodynamische depressie is het propofolinfusiesyndroom (PRIS) beschreven als een zeldzame maar ernstige bijwerking, gekenmerkt door metabole acidose, rabdomyolyse en nierinsufficiëntie. De incidentie wordt geschat op ongeveer 1% bij langdurig gebruik, met een beschreven mortaliteit van 35-48%. De pathofysiologie van PRIS wordt in verband gebracht met mitochondriële disfunctie door onderbreking van de elektronentransportketen en verstoring van het vetzuurmetabolisme. Risicofactoren zijn onder andere hoge cumulatieve doses, jongere leeftijd en aanwezigheid van traumatisch hersenletsel. Het monitoren van biochemische parameters zoals lactaat, pH en creatinekinase (CK) bij gebruik langer dan 48 uur wordt aanbevolen. Naast het onmiddellijk staken van propofol is de behandeling primair gericht op ondersteuning van de hemodynamiek en correctie van elektrolytstoornissen. Suppletie van co-enzym Q of L-carnitine wordt onderzocht, maar is nog experimenteel en derhalve niet aanbevolen.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- kent u de belangrijkste farmacokinetische en farmacodynamische eigenschappen van propofol
- weet u van het bestaan van het propofolinfusiesyndroom en hoe dit syndroom te herkennen aan de hand van klinische en biochemische bevindingen
- begrijpt u de risicofactoren en veronderstelde pathofysiologische mechanismen achter het propofolinfusiesyndroom
- weet u hoe te handelen in het geval van (een verdenking op) het propofolinfusiesyndroom