Locoregionale anesthesie bij longchirurgie
Thoracale chirurgie is geëvolueerd van open thoracotomie naar minimaal invasieve benaderingen zoals video-geassisteerde thoracoscopische chirurgie. Deze verschuiving ging gepaard met de implementatie van protocollen voor Enhanced Recovery After Surgery (ERAS). Samen streven ze naar een snellere revalidatie, minder complicaties en een kortere ziekenhuisopname. Het spreekt voor zich dat doeltreffende postoperatieve analgesie essentieel is binnen dit kader. Traditioneel werd de thoracale epidurale analgesie toegepast als de gouden standaard voor postoperatieve analgesie bij longchirurgie. Hoewel deze techniek uitstekende analgesie biedt, gaat zij gepaard met bijwerkingen en beperkingen die niet passen binnen het ERAS-concept. Daarom is de aandacht verschoven naar alternatieve locoregionale technieken (bijv. paravertebraal en intercostaal blok), fascial plane bloks (bijv. serratus anterior plane en erector spinae plane blok) en zenuwbloks (bijv. pectoralisblok). Deze worden steeds meer toegepast. Dit artikel geeft een overzicht van hun werkingsmechanisme, analgetisch effect, risico’s en toepassingsmogelijkheden binnen multimodale pijnmodellen.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- heeft u een visie ontwikkeld over het belang van locoregionale anesthesietechnieken bij longchirurgie in het ERAS-concept
- kunt u op basis van de anatomisch betrokken regio een gepaste locoregionale techniek voorstellen
- kent u de indicaties, maar ook de contra-indicaties van specifieke locoregionale technieken
- hebt u inzicht in de moeilijke kanten van een technische procedure
- kent u het verschil tussen een facial plane blok, een zenuwblok en een neuraxiaal blok