Vasopressoren bij shock – een praktische aanpak

Shock wordt gedefinieerd als een levensbedreigende aandoening met onvoldoende zuurstofaanbod aan de weefsels. Verschillende mechanismen kunnen tot shock leiden. De behandeling omvat – naast behandeling van de onderliggende aandoening – volumeresuscitatie en vasopressoren, waarbij een MAP van 65-70 mmHg wordt nagestreefd. Vroeg starten met noradrenaline kan gunstig zijn, vooral als de diastolische bloeddruk lager is dan 40 mmHg. Bij refractaire shock kunnen andere middelen zoals vasopressine en angiotensine II worden overwogen. Vasopressine heeft een noradrenaline-sparend effect en kan vooral nuttig zijn bij catecholamineresistentie. Angiotensine II kan effectief zijn bij patiënten met een relatief angII-tekort. Adrenaline wordt als tweedelijnsmiddel beschouwd vanwege bijwerkingen zoals verhoogde lactaatspiegels en aritmieën. Inotropica zoals dobutamine en milrinon worden gebruikt bij myocarddisfunctie, maar kunnen complicaties zoals atriumfibrilleren veroorzaken. De keuze van vasopressor moet aangepast worden aan de specifieke kenmerken van de patiënt en het evalueren van de effecten is essentieel in de behandeling.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- heeft u een overzicht van de pathofysiologie van shock
- kent u de behandeldoelen bij shock
- heeft u actuele kennis van de verschillende vasopressoren die in gebruik zijn
- bent u op de hoogte van de laatste richtlijn van (septische) shock
- kent u de farmacologische eigenschappen en bijwerkingen van veel gebruikte vasopressoren