Voedingssupplementen

Deze nascholing biedt apothekers verdieping in de wereld van voeding en voedingssupplementen, een terrein waarop patiënten hen steeds vaker benaderen met vragen. Hoewel uw farmacotherapeutische kennis uitstekend is, kan de voedingskundige component van het adviesgesprek soms onzekerheid oproepen, zeker wanneer patiënten zich baseren op populaire voedingshypes of social media. In deze nascholing krijgt u handvatten om feit en fictie te onderscheiden en patiënten met onderbouwde informatie te adviseren. In onderdeel A1 wordt ingegaan op gezondheidsclaims (artikel 13.1 en 13.5) van onder andere vitamines, walnoten en rode gist rijst. In A2 komen risicoverminderingsclaims aan bod (artikel 14), zoals het verlagen van cholesterol met plantenstanolesters. Onderdeel A3 behandelt de Europese regelgeving rondom voedingsclaims als ‘suikervrij’, terwijl A4 de Novel Food Verordening toelicht. Met deze kennis bent u beter voorbereid op het beoordelen van voedingsclaims, het signaleren van risico’s van supplementengebruik (zoals interacties met kruiden of deficiënties bij specifieke doelgroepen) en het geven van praktische adviezen. Zo versterkt u uw rol als betrouwbare vraagbaak voor patiënten, ook op het snijvlak van voeding, supplementen en medicatie.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- bent u zich ervan bewust dat er Europees goedgekeurde voedingsclaims en gezondheidsclaims zijn en kunt u deze claims opzoeken in Europese registers
- kunt u onderscheid maken tussen artikel 13- en 14-gezondheidsclaims
- weet u dat er vele gezondheidsclaims zijn ingediend, maar dat slechts een beperkt aantal is goedgekeurd
- kunt u de goedgekeurde claims vinden en met cliënten de wetenschappelijke onderbouwing bespreken
- kent u de doelstelling van de Europese Novel Food Verordening en kunt u de relevantie voor uw patiënten beschrijven
- kunt u verschillende voedingssupplementen en kruiden noemen en kunt u snel opzoeken of deze werkzaam zijn
- bent u alert op de top-10 kruidenpreparaten die interactie met geneesmiddelen hebben
- kunt u belangrijke interacties tussen geneesmiddelen en nutriënten benoemen en de gevolgen ervan beschrijven
- weet u wat antioxidanten zijn, kunt u belangrijke voedingsantioxidanten benoemen en de werking ervan te verklaren
- kent u begrippen als EFSA, orthomoleculaire geneeskunde en hormese en weet u deze met elkaar te verbinden en kritisch te bespreken