Physios
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?
Abonneer nu!
Alle collecties van Physios
Gesorteerd op nieuw - oud
Inspanningstests vormen een essentieel onderdeel van op maat gesneden trainingsprogramma’s. In de fysiotherapiepraktijk is het vaak niet mogelijk om uitgebreide ergometrietests uit te voeren. Toch zijn er diverse inspanningstests voorhanden die in de fysiotherapiepraktijk uitgevoerd kunnen worden. In dit artikel zullen we ingaan op het gebruik van de 6-minutenwandeltest en de shuttlewandeltest en op welke wijze de testresultaten geïnterpreteerd kunnen worden.
Door de enorme toename van de prevalentie en het zorgvolume van chronisch zieken is er behoefte aan goede, doelmatige chronische zorg, geleverd door een multidisciplinair samengesteld team van zorgverleners, bij voorkeur geïnitieerd vanuit de eerste lijn. Deze zorg kan pas optimaal verlopen indien een dergelijk team een handvat heeft voor de werkwijze en de manier waarop de kwaliteit van de geleverde zorg kan worden bewaakt. Daarom is in de regio Maastricht/Heuvelland in samenspraak met alle betrokken disciplines én patiëntenvertegenwoordigers een eerstelijns dbc voor diabetes mellitus type 2 ontwikkeld. Aan de hand van deze dbc worden de ontwikkelingen beschreven in de zorg voor chronisch zieken die ook van belang zijn voor de fysiotherapeut.
Motorische vaardigheden (tennissen, pianospelen etc.) zijn mogelijk doordat de hersenen spieractivaties in tijd en ruimte aansturen:
symphony of movements. Bij deze aansturing zijn vele hersengebieden betrokken die ieder hun eigen specifieke bijdrage leveren. Tijdens het leerproces treden plastische veranderingen op in die hersengebieden die bij de taak betrokken zijn; het tennisbrein en het pianistenbrein bestaan! Voor het vastleggen van deze plastische veranderingen blijken rust, slaap en dromen belangrijk: we leren niet zozeer tijdens maar tussen de trainingen. Zintuiglijke informatie is essentieel bij iedere motorische vaardigheid: visuele informatie voor tennissen, auditieve informatie voor muziek maken. Verwerking van sensorische informatie en feedback over motorische uitvoering of prestatie speelt een centrale rol bij drie klassieke leertheorieën: de perceptuele of engramtheorie, de schematheorie en de ecologische theorie.
De skeletspier speelt bij diabetes mellitus type 2 (dm 2) een allesoverheersende rol. Het probleem van de patiënt met dm 2 is tweeledig: ten eerste is de door insuline gestimuleerde glucoseopname verminderd en ten tweede is de oxidatie van vet in de spier verminderd. Als gevolg van dat laatste vindt vetophoping in de spier plaats, waardoor de glucoseopname extra wordt geremd. Skeletspieren zijn echter uiterst plastische organen die goed reageren op training. Traditioneel werd duurtraining gepropageerd, maar recent onderzoek wijst erop dat de combinatie van duur- en krachttraining de beste resultaten geeft. Door de traditionele duurtraining te vervangen door intervaltraining en hoogintensieve intervalsprinttraining nemen zowel de cardiale als de tijdsbelasting sterk af, terwijl de effecten niet verschillen van die van duurtraining met continue belasting. Bovendien is daardoor meer variatie in de training mogelijk. De verwachting is dat hierdoor meer patiënten bewegen voorgoed in hun leefpatroon zullen inbouwen.
Scapuladiskinesie heeft een nauwe relatie met schouderpathologie zoals instabiliteitsproblematiek en impingement. Een juiste kinesie en controle van de scapula komt tot stand door complexe interactie tussen scapulohumerale, thoracohumerale en thoracoscapulaire spiergroepen. In deze interactie is een optimale timing en anticipatie op krachtsveranderingen van essentieel belang. Het voorschrijven van specifieke oefeningen is de belangrijkste interventie bij een afwijkende scapulafunctie. Oefenen op spierniveau is gebruikelijk, maar niet realistisch. In de fysiotherapeutische praktijk is het beter om te denken in bewegingsdoelen. Voor het verbeteren van de opwaartse rotatie van de scapula worden de meest relevante oefeningen beschreven wat betreft uitvoering, opbouw, variatie, achtergronden en de wetenschappelijke onderbouwing.
In de klinische praktijk moet de fysiotherapeut ongelijksoortige kennisbronnen gebruiken om te komen tot beslissingen. Door de eenzijdige beleidsstukken van de overheid, gericht op kostenbeheersing en de hieraan gekoppelde aandacht voor ebm , lijkt het ten onrechte of het redeneren vanuit de pathofysiologie voor de klinische praktijk van ondergeschikt belang is geworden.