Physios

Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Physios?

Abonneer nu!

Alle collecties van Physios

Gesorteerd op nieuw - oud
Kwetsbare ouderen (VI) Lees meer over Kwetsbare ouderen (VI) Kwetsbare ouderen (VI)
Met de toenemende vergrijzing stijgt ook het aantal kwetsbare ouderen. Kwetsbaarheid is lastig te definiëren en in de literatuur is er geen eenduidigheid over. Terwijl het wel belangrijk is om te weten of iemand kwetsbaar is. Want hoe kwetsbaarder, hoe groter de kans op fysieke beperkingen, vallen, ziekenhuisopname en overlijden. Bij kwetsbaarheid zijn er behalve fysieke problemen ook vaak problemen met het psychisch en sociaal functioneren, zoals geheugenproblemen, somberheid en eenzaamheid. De fysieke component van kwetsbaarheid heeft veel overlap met sarcopenie. Deze e-learningmodule presenteert verschillende meetinstrumenten om kwetsbaarheid in kaart te brengen. De praktische toepassing geeft ook aangrijpingspunten voor behandeling en samenwerking met andere disciplines. Ook komen behandelmogelijkheden om sarcopenie en kwetsbaarheid te beïnvloeden aan de orde.
Van actiepotentaal naar nociplastische pijn (VI) Lees meer over Van actiepotentaal naar nociplastische pijn (VI) Van actiepotentaal naar nociplastische pijn (VI)
Onlangs heeft de International Association of Pain (IASP) onderscheid gemaakt in drie typen pijn: nociceptieve pijn, neuropathische pijn en nociplastische pijn. Van oudsher was bekend dat weefselschade veelal tot pijn leidt. Dit wordt nociceptieve pijn genoemd. Neuropathische pijn ontstaat door letsel of een aandoening van de zenuwen in het somatosensorisch zenuwstelsel. Nu wordt sinds enige tijd ook nociplastische pijn onderscheiden, waarbij er geen evidentie van weefselschade of dreigende weefselschade is, maar wel soms heftige pijn. De verklaring van de pijn wordt gezocht in de neuroplasticiteit: veranderingen in het zenuwstelsel. In deze e-learningmodule wordt uitleg gegeven over de verschillende pijntypen en wordt ingegaan op het fenomeen nociplastische pijn.
Stabiliteit en variabiliteit van bewegen bij mensen met rugpijn (VI) Lees meer over Stabiliteit en variabiliteit van bewegen bij mensen met rugpijn (VI) Stabiliteit en variabiliteit van bewegen bij mensen met rugpijn (VI)
Dit artikel geeft een update over de bewegingscontrole van de wervelkolom bij lage rugpijn. Mensen met lage rugpijn gaan, door versterkte rekreflexen, ongewenste beweging van hun wervelkolom effectiever tegen dan gezonde personen. En patiënten met meer angst voor pijn doen dat effectiever dan minder angstige patiënten. Dit lijkt te wijzen op een adaptatie die positief uitpakt en de rug beschermt tegen verstoringen die mogelijk pijn zouden kunnen provoceren. Andere recente onderzoeken laten echter een verminderde controle over de beweging van de wervelkolom zien bij patiënten met lage rugpijn. Deze paradoxale bevindingen worden waarschijnlijk veroorzaakt doordat versterkte rekreflexen de controle verbeteren als er verstoringen optreden, maar juist verslechteren wanneer dit niet het geval is. Bij elke patiënt moet dan de vraag gesteld worden of deze baat heeft bij bescherming tegen verstoringen of juist last heeft van de afgenomen precisie van de bewegingscontrole bij vrijwillige beweging.
Taakgericht behandelen bij kinderen met motorische ontwikkelingsproblemen (VI) Lees meer over Taakgericht behandelen bij kinderen met motorische ontwikkelingsproblemen (VI) Taakgericht behandelen bij kinderen met motorische ontwikkelingsproblemen (VI)
Kinderen met motorische ontwikkelingsproblemen, al dan niet in combinatie met ADHD, een autismespectrumstoornis of een specifieke leerstoornis, hebben nood aan ondersteuning die erop gericht is de participatie en levenskwaliteit te bevorderen. Indien behandeling nodig is, dient ook die activiteiten- en participatiegericht te zijn. Er is momenteel geen evidentie dat functiegerichte therapie, gericht op de vermeende onderliggende mechanismen, helpt om de behandeldoelen op participatieniveau te bereiken. Richtlijnen stellen daarom dat taakgericht oefenen aangewezen is. Taakgericht oefenen betekent dat de te verbeteren activiteit ook daadwerkelijk geoefend wordt. Er is evidentie voor taakgerichte programma’s zoals Cognitive Orientation to Daily Occupational Performance (CO-OP) en Neuromotor Task Training (NTT). De toepassing van taakgerichte behandeling vereist kennis van de principes van motorisch leren zodat de meest efficiënte leerstrategieën toegepast worden en transfer en retentie van het geleerde gerealiseerd worden.
Diagnostiek en verwijsbeleid bij traumatische schouderklachten (VI) Lees meer over Diagnostiek en verwijsbeleid bij traumatische schouderklachten (VI) Diagnostiek en verwijsbeleid bij traumatische schouderklachten (VI)
Dit artikel geeft een overzicht van de diagnostiek, het behandelbeleid en de verwijzing bij traumatische schouderklachten, met de focus op luxaties en intra-articulaire letsels. Hierbij geldt dat de aard van het letsel en de leeftijd van het slachtoffer grotendeels bepalend zijn voor het type en de ernst van de weefselschade. De geboden informatie is niet alleen nuttig voor het klinisch redeneren door de individuele fysiotherapeut, maar kan ook dienen als basis voor multidisciplinair overleg tussen de disciplines die zijn betrokken bij de behandeling van traumatische schouderklachten.
Stabiliteit en variabiliteit van bewegen bij mensen met rugpijn: een praktische kijk Lees meer over Stabiliteit en variabiliteit van bewegen bij mensen met rugpijn: een praktische kijk Stabiliteit en variabiliteit van bewegen bij mensen met rugpijn: een praktische kijk
Dit is een aanvulling op het artikel ‘Stabiliteit en variabiliteit van bewegen bij mensen met rugpijn’ van Jaap van Dieën elders in deze editie. Hierin wordt getracht de theoretische inzichten te integreren in het praktisch fysiotherapeutisch handelen. Ruitenbeek en collega’s (2023) hebben in het Physios-artikel ‘Doeltreffende oefentherapie bij aanhoudende musculoskeletale klachten’ beschreven dat bij musucloskeletale pijn een indeling mogelijk is in een ‘too tight’-strategie die zich uit in een meer verstijfde wijze van bewegen, en een ‘too loose’-strategie die zich uit in een meer chaotische wijze van bewegen. Deze twee strategieën vertonen raakvlakken met respectievelijk de versterkte en verminderde bewegingscontrole zoals Jaap van Dieën die benoemt. In het vervolg van deze klinische aanvulling worden ook de termen versterkte en verminderde controle gebruikt. Een uitdaging voor de praktijk is dat de relaties tussen verschillende factoren complex zijn. Dezelfde adaptieve, beschermende respons op lage rugpijn, namelijk het verhogen van de reflexgevoeligheid, kan leiden tot zowel een versterkte en een verminderde controle. De mate van controle hangt onder andere af van de aanwezigheid van verstoringen en van individuele interacties met de taak en de omgeving. Een versterkte én een verminderde controle kunnen tegelijk voorkomen bij dezelfde persoon. Bovendien kunnen psychosociale factoren zoals pijngerelateerde angst en catastroferen de bewegingscontrole beïnvloeden. Wat dit concreet kan betekenen komt achtereenvolgens aan bod voor de diagnostiek en de therapie bij mensen met lage rugpijn.