Cardiac implantable electronic device (CIED) in de laatste levensfase
Bij patiënten met hartritmestoornissen kan de cardioloog besluiten een pacemaker of een implanteerbare cardioverter defibrillator (ICD) te laten inbrengen. Een pacemaker wordt gebruikt bij te langzame ritmes en bij verstoorde geleiding in het hart. Om dit bij te sturen, geeft de pacemaker kleine stroomstootjes af, die de patiënt niet voelt. Anders is het bij gevaarlijke, niet te voorspellen hartritmestoornissen; daarbij kan een ICD worden geplaatst. Deze geeft shocks af om het hartritme te herstellen bij een acute, levensbedreigende ritmestoornis. Deze shocks zijn zichtbaar en worden wel gevoeld door de patiënt. In Nederland zijn op dit moment 80.000 pacemakerdragers en 30.000 ICD-dragers. Door vergrijzing van de bevolking, maar in het geval van ICD ook door de zich uitbreidende indicatiestelling, is dit aantal de afgelopen jaren explosief toegenomen.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- het verschil tussen een pacemaker, ICD en CRT
- aangeven voor welke indicatie de verschillende CIED’s worden gebruikt
- de psychische belasting van deze patiëntengroep herkennen
- welke gevolgen het deactiveren heeft
- de verschillen benoemen tussen de reguliere procedure, de noodprocedure en de uiterste noodprocedure bij het deactiveren van de ICD