Nurse Academy GGZ
Praktijkgerichte nascholing voor verpleegkundigen in de GGZ
Nurse Academy GGZ biedt bijscholing via een vaktijdschrift met online toetsen, gecombineerd met een kennisarchief, speciaal voor verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten (VS) in de geestelijke gezondheidszorg. Je kunt er 36 accreditatiepunten per jaar mee halen, geaccrediteerd door de V&VN VS, waar en wanneer jij dat wilt.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Nurse Academy GGZ?
Abonneer nu! Meer informatie
Alle collecties van Nurse Academy GGZ
Gesorteerd op nieuw - oud
Als een patiënt gedwongen wordt opgenomen, wanneer mag dan separatie plaatsvinden? Is er een grens aan het toepassen van separatie en hoe wordt deze grens getoetst? Hoe vaak en wanneer moet er getoetst worden bij separatie?

Hypoglykemie (‘hypo’) is een te lage bloedglucosespiegel (< 3 mmol/l). In de meeste gevallen krijgt de patiënt vroege waarschuwingssignalen zoals honger, trillen, zweten, tintelingen rond de mond. Het tijdig nemen van wat suiker zorgt er veelal voor dat de verschijnselen weer verdwijnen. Als er niet wordt opgetreden wanneer de eerste verschijnselen van hypoglykemie zich voordoen, volgen ernstiger verschijnselen zoals verminderde cognitieve functies, bewustzijnsdaling, convulsies en coma. Patiënten die bewusteloos raken door hypoglykemie moeten met spoed worden behandeld.
Glucose is de brandstof waar de mens op ‘draait’. De hoeveelheid glucose in het bloed wordt door een ingewikkeld fysiologisch proces bepaald, waarbij de afgifte van het hormoon insuline een cruciale rol speelt. Als er in het lichaam iets mis is met de insulineproductie of -regulatie, zoals bij mensen met diabetes mellitus, vergroot dat de kans op glucoseschommelingen en daarmee de kans op hypoglykemie. Doordat er tegenwoordig bij mensen met diabetes wordt gestreefd naar een scherpe regulatie van de bloedsuikers, is de hypoglykemie een beruchte complicatie geworden. Ook mensen die geen diabetes hebben, kunnen een hypo krijgen. De ernst daarvan valt meestal mee.

Nonviolent Crisis Intervention (NCI) van het Crisis Prevention Institute (CPI) is een evidence-based practice die ontwikkeld is om professionals te trainen in het veilig omgaan met angstig, vijandig of agressief gedrag van patiënten. De methode werd in 2012 geïntroduceerd in het UMC Utrecht. De training heeft als doel agressie te voorkomen en het risico op trauma en letsel van zowel de patiënt als de professional te minimaliseren. Preventieve en de-escalerende technieken worden getraind evenals bewustwording van non-verbale communicatie, het vermijden van machtsstrijd en het stellen van grenzen. Fysieke inperking wordt als laatste redmiddel gebruikt en altijd zonder pijnprikkels. In dit artikel worden de achtergrond en de inhoud van de training beschreven – toegelicht aan de hand van een casus –, de Nederlandse regelgeving en eerste ervaringen uit de praktijk.

HIT is een directieve probleemoplossingsgerichte systeemtherapie specifiek gericht op auditieve hallucinaties. De therapie bestaat uit zes verschillende interventies: medicatie, cognitieve gedragstherapie, copingtraining, psycho-educatie, resocialisatietraining en gezinstherapie. De patiënt krijgt de regie over de stemmen, heeft minder last van somberheid en angst, zijn zelfvertrouwen en sociaal functioneren nemen toe. De effecten zijn duurzaam, de kosten laag, de dropout laag en de tevredenheid hoog.

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw is het gebruik van heroïne als drug populair geworden. Een sterke opmars, gestimuleerd door de leveranciers van heroïne, heeft geresulteerd in een zeer populaire drug gedurende een aantal jaren. Het behandelaanbod voor opiaatafhankelijken is door de jaren heen aan ontwikkeling onderhevig geweest, getoetst en vernieuwd. Een van de nieuwste behandelvormen van opiaatafhankelijkheid is de heroïnebehandeling. Doel is de langdurig opiaatverslaafde op medische indicatie heroïne voorschrijven en verstrekken, zodat gezondheidstoestand en sociaal functioneren verbeteren en criminele activiteiten afnemen.

De literatuurstudie waarover dit artikel gaat onderzoekt de literatuur die de afgelopen drie jaar is verschenen op het gebied van zelfverwonding. De belangrijkste conclusies zijn: de man-vrouw ratio bij zelfverwonding is 1 : 1, mannen verwonden zich om dezelfde redenen als vrouwen, het is niet voorbehouden aan een bepaalde etnische groep en het kan weer stoppen. Zelfverwonding is functioneel gedrag. Hulpverleners vinden het vaak lastig hiermee om te gaan. Het gevolg kan zijn dat zij zelfverwondende patiënten met minder empathie of met tegenoverdrachtsreacties bejegenen. Hulpverleners en patiënten begrijpen elkaar niet, de communicatie verloopt stroever, zodanig dat de zelfverwonding niet afneemt, maar zelfs kan toenemen. In dit artikel worden vijf methoden besproken die bijdragen aan beter begrip en een betere communicatie: 1) open houding en inlevingsvermogen; 2) de motieven voor het zelfverwonden bespreken; 3) samen zoeken naar alternatieven; 4) psycho-educatie; 5) contact maken over andere zaken dan zelfverwonding.